gemeente Steenbergen | Vaststelling Verordening alleenrecht voor de uitvoering van schuldhulpverlening

Officiele publicatie

Vaststelling Verordening alleenrecht voor de uitvoering van schuldhulpverlening

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

De raad van de gemeente Steenbergen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 4 juni 2014;

gelet op de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet, artikel 18 Richtlijn 2004/18/EG en artikel 2.24, sub a, van de Aanbestedingswet 2012;

overwegende:

  • -
    de verplichting tot het aanbieden van schuldhulpverlening;
  • -
    het niet beschikken over een gemeentelijke dienst / afdeling voor algehele schuldhulpverlening;
  • -
    de wens een dienst aan te wijzen die schuldhulpverlening kan aanbieden op een wijze die verenigbaar is met het aanbestedingsrecht;

BESLUIT:

de Verordening alleenrecht voor de uitvoering van schuldhulpverleningvast te stellen.

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.
    gemeente: de gemeente Steenbergen;
  • b.
    college: het college van burgemeester en wethouders van Steenbergen;
  • c.
    gemeentelijke kredietbank: een instelling voor kredietverlening, opgericht door één of meer gemeenten, als bedoeld in de Wet van 4 juli 1990, houdende regels met betrekking tot het
    consumentenkrediet;
  • d.
    cliënten: burgers van de gemeente die in een problematische schuldensituatie verkeren en de gemeente om hulp vragen bij de beëindiging van deze schuldensituatie;
  • e.
    schuldhulpverlening: dienstverlening aan cliënten die zonder professionele hulp geen oplossing voor hun problematische schuldensituatie kunnen vinden;
  • f.
    minnelijk traject schuldhulpverlening: dienstverlening aan cliënten, bestaande uit het onderhandelen met schuldeisers overeenkomstig de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging
    voor Volkskrediet en het aanbieden van een schuldregeling in de vorm van een krediet of schuldbemiddeling, al dan niet tegen finale kwijting.

Hoofdstuk 2. Schuldhulpverlening

Artikel 2. Aanwijzing

1.

Het college wijst de gemeentelijke dienst / afdeling aan die belast is met het aanbieden van schuldhulpverlening binnen de gemeente.

2.

In plaats van de in lid 1 van dit artikel bedoelde gemeentelijke dienst / afdeling kan het college met inachtneming van het bepaalde in lid 3 van dit artikel één andere partij aanwijzen die exclusief belast is met de schuldhulp verlening binnen de gemeente.

3.

De in het vorige lid bedoelde partij dient een instelling te zijn, die aan het navolgende voldoet:

  • a.
    is gekwalificeerd als een aanbestedende dienst in de zin van artikel 1.1 van de Aanbestedingswet 2012;
  • b.
    is gekwalificeerd als een gemeentelijke kredietbank;
  • c.
    met het oog op de dienstverlening aan cliënten bekend is met de regionale sociale kaart.

Artikel 3. Werkzaamheden schuldhulpverlening

1.

De in artikel 1, onder f, van deze verordening bedoelde schuldhulpverlening omvat in ieder geval:

  • a.
    behandeling van aanvragen om een minnelijk traject schuldhulpverlening;
  • b.
    ter beschikking stelling van kredieten;
  • c.
    afgeven van verklaringen ten behoeve van verzoekschriften om schuldsanering natuurlijke personen ex artikel 285 Faillissementswet;
  • d.
    budgetbeheer, te weten het beheren van een persoonlijke bankrekening ten behoeve van de cliënten aan wie een minnelijk traject schuldhulpverlening wordt verleend (in diverse varianten van ingrijpendheid);
  • e.
    uitvoeren van heronderzoeken in verband met de schuldbemiddeling als onderdeel van een minnelijk traject schuldhulpverlening;
  • f.
    anticiperen op nieuwe wetgeving.
2.

Het college kan bij de aanwijzing op grond van artikel 2 van deze verordening overige onder schuldhulpverlening vallende werkzaamheden vaststellen.

Hoofdstuk 3. Aanwijzing

Artikel 4. Voorschriften en beperkingen

1.

Aan de krachtens deze verordening verleende aanwijzing wordt een geldigheidsduur van maximaal drie jaar verbonden.

2.

Aan de krachtens deze verordening verleende aanwijzing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden in het belang van de schuldhulpverlening.

3.

De houder van de verleende aanwijzing is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

Artikel 5. Karakter van de ambthalve aanwijzing

De verleende aanwijzing is niet overdraagbaar, tenzij bij of krachtens die aanwijzing anders is bepaald.

Artikel 6. Intrekking of wijziging van de aanwijzing

De verleende aanwijzing kan worden ingetrokken of gewijzigd:

  • a.
    indien de houder niet meer voldoet aan één of meer van de eisen ingevolge artikel 2 lid 3;
  • b.
    indien op grond van verandering van de omstandigheden of inzichten, opgetreden na het verlenen van de aanwijzing, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging moet worden gevorderd in het belang van de uit te voeren diensten in het kader van de schuldhulpverlening;
  • c.
    indien de aan de aanwijzing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;
  • d.
    indien van de aanwijzing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebreke van een dergelijke termijn binnen een redelijke termijn;
  • e.
    indien de houder dit verzoekt.

Artikel 7. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aangewezen partij afwijken van de bepalingen van dit hoofdstuk, indien toepassing hiervan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 8. Niet-voorziene gevallen

In gevallen met betrekking tot schuldhulpverlening waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 9. Overgangsregeling

Indien bij inwerkingtreding van deze verordening een partij in de gemeente zonder een door het college verleende aanwijzing werkzaamheden als bedoeld in artikel 1, sub f, van deze verordening verricht, wordt deze partij geacht te zijn aangewezen op grond van artikel 2. Deze aanwijzing blijft van kracht tot het aanwijzingsbesluit van het college onherroepelijk is geworden.

Artikel 10. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening alleenrecht voor de uitvoering van schuldhulpverlening”.

Artikel 11. Ingangsdatum

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 augustus 2014 en heeft terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2014.

Steenbergen, 10 juli 2014.

De Raad voornoemd

de griffier, de voorzitter,

drs. E.P.M. van der Meer J.A.M. Vos

Toelichting

Een gemeente is een aanbestedende dienst en moet zich daarom aan de regels en beginselen van het (Europees) aanbestedingsrecht houden.

Om de vrijstelling genoemd in artikel 18 van de Richtlijn 2004/18/EG en artikel 2.24, sub a, van de Aanbestedingswet 2012 te kunnen toepassen, moet aan de volgende cumulatieve voorwaarden zijn voldaan:

  • 1.
    de opdrachtnemer moet zelf een aanbestedende dienst zijn, of een samenwerkingsverband van overheden of aanbestedende diensten;
  • 2.
    de opdrachtgever moet de opdracht verstrekken aan een met naam genoemde opdrachtnemer op basis van een uitsluitend recht;
  • 3.
    het uitsluitend recht moet een wettelijke of bestuursrechtelijke grondslag hebben (op gemeentelijk niveau in de vorm van een verordening);
  • 4.
    de toekenning van het uitsluitend recht moet verenigbaar zijn met het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (EG-verdrag);
  • 5.
    het uitsluitend recht moet op uitdrukkelijke en doorzichtige wijze zijn verleend.

Ad 1.

Het vereiste dat de opdrachtnemer een aanbestedende dienst moet zijn (of een samenwerkingsverband van overheden of aanbestedende diensten), betekent volgens de geldende jurisprudentie dat de opdrachtnemer zelf een publiekrechtelijke instelling is als omschreven in artikel 1.1 van de Aanbestedingswet 2012 en artikel 1, lid 9, Richtlijn 2004/18/EG.

Om een publiekrechtelijke instelling te zijn moet de entiteit van de opdrachtnemer voldoen aan de volgende drie cumulatieve voorwaarden:

  • a.
    opdrachtnemer is opgericht met het specifieke doel te voorzien in behoeften van algemeen belang die niet zijn van industriële of commerciële aard; en
  • b.
    rechtspersoonlijkheid hebben; en
  • c.
    waarvan de activiteiten in hoofdzaak worden gefinancierd door aanbestedende diensten, of het beheer is onderworpen aan toezicht door aanbestedende diensten, of de leden van de raad van bestuur / de directie / de raad van toezicht die voor meer dan de helft door aanbestedende diensten worden benoemd.

Van een behoefte van algemeen belang is sprake wanneer:

  • -
    de overheid om redenen van algemeen belang beslissende invloed wil houden in het (doen) voorzien in de betreffende behoefte;
  • -
    het primaire doel van de activiteiten niet plaatsvindt in een markt waar sterke concurrentie heerst;
  • -
    er bij de activiteiten geen of slechts een beperkt economisch risico wordt gelopen.

Bij de financiering is hier het criterium dat een opdrachtnemer in hoofdzaak (= voor meer dan 50 %) openbaar wordt gefinancierd. Onder openbare financiering wordt verstaan dat men financieel wordt ondersteund of gefinancierd door de gemeente (of een andere publiekrechtelijke instelling) zonder dat daar een specifieke tegenprestatie tegenover staat.

Het toezicht op het beheer moet zodanig zijn, dat controle vooraf op het plaatsen van overheidsopdrachten mogelijk is.

Ad 2.

Het noemen in de verordening van een opdrachtnemer aan wie een uitsluitend recht wordt gegund (de aanwijzing), zou jegens de opdrachtnemer en andere belanghebbenden een besluit (in de zin van de Algemene wet bestuurs-recht) opleveren in een regeling die zelf het karakter heeft van een algemeen verbindend voorschrift. Om deze bestuursrechtelijke onregelmatigheid te voorkomen, is de bevoegdheid tot daadwerkelijke toekenning van een uitsluitend recht aan een met name genoemde opdrachtnemer, gegeven aan burgemeester en wethouders. Dit komt ook tegemoet aan het transparantiebeginsel. Vandaar ook de publicatie van het besluit waarin een uitsluitend recht wordt toegekend. Tegen het (gunnings)besluit van burgemeester en wethouders (zijnde een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht) staat rechtsbescherming open.

Ad 3.

Met de vaststelling van deze verordening is voldaan aan het vereiste in artikel 1.1 van de Aanbestedingswet 2012, dat het uitsluitend recht een wettelijke dan wel bestuursrechtelijke grondslag moet hebben.

Ad 4.

De (on)verenigbaarheid met het EG-verdrag betreft met name van overheidswege gecreëerde dienstverlenings-monopolies die het gehele land of een wezenlijk deel daarvan bestrijken. Onder omstandigheden kunnen dergelijke monopolies op gespannen voet staan met de Verdragsbepalingen inzake het vrije verkeer van diensten en inzake de mededinging. Een gemeente zou in strijd handelen met artikel 86, lid 1, EG-verdrag indien (1) door de verlening van het uitsluitend recht een machtspositie ontstaat, waar (2) misbruik van wordt gemaakt en welke (3) de handel tussen lidstaten ongunstig kan beïnvloeden. Aan al deze drie voorwaarden moet zijn voldaan, wil de verlening van een uitsluitend recht strijd opleveren met het EG-verdrag.

Ad 5.

Deze bepaling heeft te maken met de voorwaarde, dat een uitsluitend recht op uitdrukkelijke en doorzichtige wijze moet zijn verleend. Een belanghebbende moet voldoende gelegenheid hebben om bezwaar te kunnen maken tegen het besluit. Binnen het EG-recht is transparantie een zwaarwegend voorschrift, dat ook opgaat wanneer gebruik wordt gemaakt van een vrijstelling in het aanbestedingsrecht.