gemeente Steenbergen | Verordening hondenbelasting Steenbergen 2020

Officiele publicatie

Verordening hondenbelasting Steenbergen 2020

De raad van de gemeente Steenbergen;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 24 september 2019;

gelet op:

artikel 147 van de Gemeentewet

artikel 226 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en invordering van hondenbelasting Steenbergen 2020.

Artikel 1 Belastbaar feit

Onder de naam ‘hondenbelasting’ wordt een directe belasting geheven voor het houden van een hond binnen de gemeente.

Artikel 2 Belastingplicht

1.

Belastingplichtig is de houder van een hond.

2.

Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een hond onder zich heeft tenzij blijkt dat een ander de houder is.

3.

Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt als het houden van een hond door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden.

Artikel 3 Vrijstellingen

1.

In dit artikel wordt verstaan onder hondenasiel: aan één locatie gebonden ruimte of ruimtes bestemd of gebruikt voor het in bewaring houden van honden die zwervend zijn aangetroffen, dan wel waarvan door de eigenaar permanent afstand is gedaan, welke locatie als inrichting is aangemeld overeenkomstig artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit houders van dieren.

2.

De belasting wordt niet geheven voor honden:

a.

die zijn opgeleid tot en dienen als blindengeleidehond en in hoofdzaak als zodanig door een blind persoon wordt gehouden;

b.

die zijn opgeleid tot en dienen als assistentiehond en in hoofdzaak als zodanig door een gehandicapt persoon worden gehouden;

c.

die verblijven in een hondenasiel;

d.

die uitsluitend ten verkoop of aflevering in voorraad worden gehouden in een inrichting als bedoeld in artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit houders van dieren;

e.

die jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij tezamen met de moederhond worden gehouden.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden.

Artikel 5 Belastingtarieven

1.

De belasting bedraagt per belastingjaar:

a.

voor een eerste hond € 39,00;

b.

voor elke volgende hond € 2,50 meer dan de voorgaande hond.

2.

In afwijking van het voorgaande lid bedraagt de belasting voor honden, gehouden in kennels die zijn geregistreerd bij de Raad van beheer op kynologisch gebied in Nederland, € 79,00 per kennel. Voor de toepassing van de vorige zin wordt onder een kennel verstaan een inrichting als bedoeld in artikel 3.7, eerste lid van het Besluit houders van dieren, bestemd en gebruikt voor het fokken van honden voor de verkoop of aflevering van nakomelingen.

3.

Het tweede lid blijft buiten toepassing als de belastingplichtige schriftelijk verzoekt de verschuldigde belasting vast te stellen naar het werkelijk aantal honden, als blijkt dat dit bedrag lager is dan het op voet van het tweede lid bepaalde bedrag.

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Ontstaan van belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

1.

De Belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

2.

Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, dan wel het aantal honden in de loop van het jaar toeneemt, is de belasting, respectievelijk de hogere belasting ter zake van het aantal toegenomen honden, verschuldigd voor zoveel twaalfde van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar na aanvang van de belastingplicht, respectievelijk de toename van het aantal honden, nog volle kalendermaanden nog overblijven.

3.

Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel het aantal honden in de loop van het jaar vermindert, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht respectievelijk de vermindering van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.

4.

Belastingbedragen van minder dan € 5,00 worden niet geheven. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op één aanslagbiljet verschuldigde bedragen hondenbelasting of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 9 Betalingstermijnen

1.

In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de volgende termijn zes maanden later.

2.

In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingincasso kunnen worden afgeschreven dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

3.

De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de, in de vorige leden, gestelde termijnen.

Artikel 10 Overgangsrecht en inwerkingtreding

1.

De ‘Verordening hondenbelasting 2019’ van 8 november 2018 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

2.

Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

3.

De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.

Artikel 11 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Verordening hondenbelasting Steenbergen 2020’.

Steenbergen, 7 november 2019
De raad voornoemd,
de griffier de voorzitter
drs. E.P.M. van der Meer R.P. van den Belt, MBA