gemeente Steenbergen | Verordening op de heffing en de invordering van toeristenbelasting 2015 gemeente Steenbergen

Officiele publicatie

Verordening op de heffing en de invordering van toeristenbelasting 2015 gemeente Steenbergen

De raad van de gemeente Steenbergen;

In behandeling genomen het voorstel van d.d.

Gelet op:

artikel 147 Gemeentewet

artikel 224 van de Gemeentewet

besluit:

vast te stellen de:

Verordening op de heffing en de invordering van toeristenbelasting 2015

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.
    vakantieonderkomens: woningen en andere verblijven, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor dan wel gebezigd als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden;
  • b.
    mobiele kampeeronderkomens: tenten, vouwwagens, kampeerauto's, toercaravans, en soortgelijke onderkomens dan wel soortgelijke voertuigen welke bestemd zijn dan wel gebezigd worden als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden;
  • c.
    niet beroepsmatig verhuurde ruimten: woningen en andere verblijven, of gedeelten daarvan, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, welke niet in hoofdzaak bestemd zijn als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden, doch wel in bepaalde perioden van het jaar voor die doeleinden worden verhuurd, dan wel te huur aangeboden;
  • d.
    vastejaarplaats: een gehuurd terrein of terreingedeelte, gelegen op een kampeerterrein, dat bestemd is voor het gedurende een jaar hebben van een zelfde mobiel kampeeronderkomen, stacaravan of vakantieonderkomen, dat doorgaans na afloop van het jaar niet wordt verwijderd;
  • e.
    vaste seizoenplaats: een gehuurd terrein of terreingedeelte, gelegen op een kampeerterrein, dat bestemd is voor het gedurende een seizoen hebben van een zelfde mobiel kampeeronderkomen, stacaravan of vakantieonderkomen, dat doorgaans na afloop van het seizoen niet wordt verwijderd en waarin het gedurende de winterperiode niet toegestaan is om te overnachten;
  • f.
    seizoenplaats: een gehuurd terrein of terreingedeelte, gelegen op een kampeerterrein, waar gedurende het seizoen eenzelfde mobiel kampeeronderkomen is geplaatst en dat na afloop van het seizoen van de plaats wordt verwijderd;

g. toeristische plaats: een terrein of terreingedeelte dat bestemd is voor het gedurende een jaar of seizoen plaatsen van steeds wisselende mobiele kampeeronderkomens;

  • h.
    kampeerterrein: een terrein dat bestemd is voor verblijfsrecreatie en dat als zodanig wordt gebruikt;
  • i.
    arrangement: een reservering op een toeristische plaats voor een of meer personen gedurende een vooraf vastgelegde periode van minimaal vier weken voor een vast huurbedrag;
  • j.
    voorseizoenarrangement: een arrangement lopend vanaf het begin van het kampeerseizoen en eindigend de maand juni;
  • k.
    verlengd voorseizoenarrangement: een arrangement lopend vanaf het begin van het kampeerseizoen en eindigend in de eerste helft van de maand juli;
  • l.
    naseizoenarrangement: een arrangement met een looptijd van ongeveer twee maanden, startend na het hoogseizoen en eindigend bij de afloop van het kampeerseizoen;
  • m.
    maandarrangement: een arrangement met een looptijd van één maand gedurende de maand juni of september.

Artikel 2. Belastbaar feit

Ter zake van het houden van verblijf met overnachtingen binnen de gemeente tegen vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven, wordt onder de naam ‘toeristenbelasting’ een directe belasting geheven.

Artikel 3. Belastingplicht

1. Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2 in hem ter beschikking staande ruimten dan wel op hem ter beschikking staande terreinen.

  • 2.
    De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene, ter zake van wiens verblijf de belasting verschuldigd wordt.
  • 3.
    Indien met toepassing van het eerste lid geen belastingplichtige is aan te wijzen, is belastingplichtig degene die overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 verblijf houdt.

Artikel 4. Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven ter zake van het verblijf:

  • 1.
    door degene, die:
    • a.
      als verpleegde of verzorgde in een inrichting tot verpleging of verzorging van zieken, van gebrekkigen, van hulpbehoevenden of van ouden van dagen verblijft;
    • b.
      verblijf houdt in een gemeubileerde woning indien hij ter zake van het verblijf in of het ter beschikking houden van die woning forensenbelasting is verschuldigd en heeft betaald;
  • 2.
    van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voorzover deze persoon verblijf houdt in een gelegenheid als bedoeld in artikel 2 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers.

Artikel 5. Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen.

Artikel 6. Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing

  • 1.
    Het aantal personen dat heeft overnacht, wordt met betrekking tot:
    • a.
      mobiele kampeeronderkomens, vakantieonderkomens en stacaravans op vaste
      jaarplaatsen of op vaste seizoenplaatsen, bepaald op 5;
    • b.
      mobiele kampeeronderkomens op seizoenplaatsen, bepaald op 5;
    • c.
      mobiele kampeeronderkomens, vakantieonderkomens en stacaravans op vaste standplaatsen, vaste seizoenplaatsen of op seizoenplaatsen, bepaald op:

1o 5, indien sprake is van een voorseizoenarrangement;

2o 5, indien sprake is van een verlengd voorseizoenarrangement;

3o 5, indien sprake is van een naseizoenarrangement;

4o 5, indien sprake is van een maandarrangement.

  • 2.
    Het aantal malen dat door de in het eerste lid bedoelde personen is overnacht, wordt:
    • a.
      in geval van het eerste lid, sub a, bepaald op 100;
    • b.
      in geval van het eerste lid, sub b, bepaald op: 100;
    • c.
      in geval van het eerste lid, sub c, bepaald op:

1o 50, indien sprake is van een voorseizoenarrangement;

2o 50, indien sprake is van een verlengd voorseizoenarrangement;

3o 50, indien sprake is van een naseizoenarrangement;

4o 50, indien sprake is van een maandarrangement.

Artikel 7. (Opteren voor) niet-forfaitaire maatstaf van heffing

In afwijking van het bepaalde in artikel 6 wordt op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedane aanvraag de maatstaf van heffing vastgesteld op het werkelijk aantal overnachtingen.

Artikel 8. Belastingtarief

Het tarief bedraagt per persoon per overnachting € 1,-.

Artikel 9. Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 10. Wijze van heffing

1.

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

2.

Er kan een voorlopige aanslag worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld.

Artikel 11. Aanslaggrens

Belastingaanslagen van minder dan € 5,00 worden niet opgelegd. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslag verenigde verschuldigde bedragen toeristenbelasting of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 12. Termijnen van betaling

1. In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in vijf gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen steeds twee maanden later.

  • 2.
    In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
  • 3.
    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de, in de voorgaande leden, gestelde termijnen.

Artikel 13. Kwijtschelding

Bij invordering van toeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 14. Aanmeldingsplicht

1.

De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdelen b en d, van de Gemeentewet.

2.

De verplichting als bedoeld in het voorgaande lid geldt niet voor de belastingplichtige die met betrekking tot het jaar voorafgaand aan het belastingjaar in de heffing van de toeristenbelasting betrokken is.

Artikel 15. Registratieplicht

1.

De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden verblijfhoudenden te registreren in een daarvoor bestemd en door de gemeente verstrekt nachtverblijvenregister.

2.

Het college van burgemeesters en wethouders stelt genoemd nachtverblijvenregister kosteloos beschikbaar.

3.

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de inrichting en gebruik van het nachtverblijvenregister.

4.

De verplichting als bedoeld in de voorgaande leden geldt niet indien en voor zover de belastingplichtige alleen gebruik maakt van de forfaitaire berekeningswijze van de heffingsmaatstaf als bedoeld in artikel 6.

Artikel 16. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de toeristenbelasting.

Artikel 17. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.
    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.
  • 3.
    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.
  • 4.
    De verordening wordt aangehaald als “Verordening toeristenbelasting 2015”.

Steenbergen, 09-10-2015

De raad voornoemd,

de griffier de voorzitter

drs. E.P.M. van der Meer J.A.M. Vos

Toelichting op de verordening toeristenbelasting

Inleiding

Art. 224 Gemeentewet maakt het mogelijk om een toeristenbelasting te heffen voor het houden van verblijf door niet-ingezetenen. Het gaat hier om een algemene belasting waarvan de opbrengsten toevloeien aan de algemene middelen van de gemeente. Dat laat onverlet dat tegenover de opbrengsten ook aanzienlijke investeringen staan die direct of indirect ten goede komen aan de recreatief-toeristische sector. Te denken valt aan extra uitgaven voor openbare orde en veiligheid, voor verkeer, vervoer en waterstaat (zoals recreatieve fietspaden en bewegwijzering), voor evenementen, promotie en VVV en voor investeringen in recreatievoorzieningen en musea.

In afwachting van het onderzoek in het kader van de forfaitaire heffingsmaatstaf zijn de forfaits en het tarief opzettelijk hoog vastgesteld, zodat deze, al naar gelang de uitkomst van het onderzoek, verlaagd zullen worden. Belanghebbenden zijn dan niet benadeeld door de wijziging van de Verordening, zodat de wijziging is toegestaan.

Begripsomschrijvingen

Om duidelijkheid te scheppen over de inhoud van een aantal in de Verordening voorkomende begrippen is daarvan een omschrijving opgenomen in artikel 1.

Belastbaar feit

Met de toeristenbelasting wordt het houden van nachtverblijf tegen vergoeding door niet-ingezetenen van de gemeente belast, in welk soort woning, onderkomen of gebouw zij ook overnachten.

Belastingplicht

De belastingplichtige voor de toeristenbelasting is degene die aan niet-ingezetenen gelegenheid biedt tot het nachtverblijf tegen vergoeding, de verblijfbieder. Dit is bijvoorbeeld de campinghouder, de hotelexploitant of degene die arbeidsmigranten huisvest. De verblijfbieder mag de belasting verhalen op degene die als niet-ingezetene van de gemeente overnacht bij de verblijfbieder. Dit kan de verblijfbieder doen door de toeristenbelasting te verrekenen in de overnachtingsprijs, of het afzonderlijk in rekening te brengen. Indien er geen verblijfbieder als belastingplichtige is aan te wijzen, maar er wel wordt overnacht door een niet-ingezetene, wordt degene die als niet-ingezetene overnacht zelf aangeslagen voor de toeristenbelasting.

Vrijstellingen

Om ongewenste effecten van de toeristenbelasting te voorkomen, is een drietal vrijstellingen opgenomen. Wij achten het niet wenselijk dat mensen die in een verzorg- of verpleeginstelling zijn opgenomen, terwijl zij niet in de gemeente staan ingeschreven, worden aangeslagen voor de toeristenbelasting. Daarom is een vrijstelling opgenomen voor verpleegden en verzorgden, die in een inrichting tot verpleging of verzorging van zieken, van gebrekkigen, van hulpbehoevenden of van ouden van dagen verblijven.

Tevens achten wij niet wenselijk dat (legale) asielzoekers worden aangeslagen voor de toeristenbelasting. Daarom is een vrijstelling opgenomen voor vreemdelingen als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijven in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voor zover deze personen verblijf houden in een gelegenheid als bedoeld in artikel 2 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers.

Daarnaast is de standaard antisamenloopregeling met de forensenbelasting opgenomen.

Heffingsmaatstaf

De belasting wordt berekend over het aantal overnachtingen door niet-inwoners van de gemeente.

Forfaitaire berekeningswijze van de heffingsmaatstaf

In beginsel wordt het aantal overnachtingen bepaald aan de hand van het forfait genoemd in artikel 6 van de verordening. Hierbij wordt per verblijfsplaats (vakantie-onderkomen, stacaravan etc.) het aantal personen dat overnacht en het aantal maal dat wordt overnacht bepaald. Het aantal personen maal het aantal overnachtingen vormt vervolgens de heffingsmaatstaf. Deze heffingsmaatstaf wordt met het tarief vermenigvuldigd om het bedrag aan verschuldigde belasting te berekenen.

Voor toeristische plaatsen kan de heffingsmaatstaf niet forfaitair bepaald worden. Voor deze plaatsen wordt de heffingsmaatstaf bepaald op het werkelijk aantal overnachtingen. Dit betekent dat de verblijfhouder met toeristische plaatsen voor deze plaatsen een nachtregister moet bijhouden.

Niet-forfaitaire maatstaf van heffing

Het is mogelijk om in plaats van de forfaitaire berekening van de heffingsmaatstaf te opteren voor de berekening van de heffingsmaatstaf op het werkelijke aantal overnachtingen. Hiervoor gelden wel extra voorwaarden. Er moet een nachtregister bijgehouden worden door de verblijfbieder, waarin de overnachtingen geregistreerd worden. Aan dit nachtregister zijn nadere eisen gesteld in de Uitvoeringsregeling bij de verordening. Het verzoek tot berekening van de heffingsmaatstaf op het werkelijk aantal overnachtingen moet door de verblijfbieder worden gedaan bij de aangifte. Daarbij moet (een kopie van) het nachtregister bijgevoegd worden, waaruit blijkt hoeveel overnachtingen daadwerkelijk zijn gerealiseerd.

Voor toeristische plaatsen kan de heffingsmaatstaf niet forfaitair bepaald worden. Voor deze plaatsen wordt de heffingsmaatstaf altijd bepaald op het werkelijk aantal overnachtingen. De forfaitaire heffingsmaatstaf geldt ook niet voor niet-toeristisch verblijf, zoals dat van arbeidsmigranten. Deze zullen derhalve altijd naar het werkelijke aantal overnachtingen moeten worden belast.

Belastingtarief

De heffingsmaatstaf vermenigvuldigd met het tarief vormt het bedrag aan verschuldigde toeristenbelasting.

Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar. Dit betekent dat voor de toeristenbelasting het aantal overnachtingen tussen 1 januari van het kalenderjaar en 1 januari van het volgende kalenderjaar belast wordt.

Wijze van heffing

De toeristenbelasting wordt bij wege van aanslag geheven. De belastingplichtigen krijgen derhalve een aanslag toeristenbelasting opgelegd. Voor de toeristenbelasting geldt dat er voorafgaand aan de aanslagoplegging aangiftebiljetten verstuurd worden aan de belastingplichtigen. De belastingplichtigen moeten hierop aangeven hoeveel overnachtingen er zijn geweest. Het aantal overnachtingen kan fortaitair berekend worden op grond van artikel 6 of berekend worden op het aantal werkelijke overnachtingen op grond van artikel 7. Het aantal werkelijk gerealiseerde overnachtingen blijkt uit het nachtregister. Aan de hand van de opgegeven gegevens worden de aanslagen opgelegd. De gemeente kan op elk moment gedurende het belastingjaar en na ontvangst van de aangiften besluiten een controle uit te voeren op naleving van het nachtverblijfregister en/of op de juistheid van de aangiften.

Zoals in het land gebruikelijk worden in de loop van het belastingjaar ook voorlopige aanslagen opgestuurd. Op die wijze wordt in de loop van het jaar een deel van de ontvangen toeristenbelasting alvast afgedragen aan de gemeente.

Aanslaggrens

Uit efficiency-overwegingen worden geen aanslagen opgelegd tot een bedrag van € 5,-

Termijnen van betaling

De aanslagen moeten worden betaald in twee termijnen na de dagtekening van het aanslagbiljet, waarvan de eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en de volgende termijn een maand later.

Kwijtschelding

Bij invordering van toeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Aanmeldingsplicht

Belastingplichtigen zijn verplicht zich bij de heffingsambtenaar aan te melden vóórdat zij voor de eerste maal na inwerkingtreding van de verordening gelegenheid bieden tot nachtverblijf.

Registratieplicht

De verblijfbieder die kiest voor het berekenen van de heffingsmaatstaf op het daadwerkelijk gerealiseerde aantal overnachtingen en de verblijfbieder die toeristische plaatsen heeft, moet een nachtverblijfregister bijhouden. In de Uitvoeringsregeling zijn nadere regels gesteld omtrent de inrichting en de gegevens van dit register. Het register dient ertoe het aantal overnachtingen vast te leggen. Het aantal geregistreerde overnachtingen vormt de heffingsmaatstaf voor de heffing van de toeristenbelasting.

Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de toeristenbelasting.

Inwerkingtreding en citeertitel

De verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

Datum van ingang van de heffing van de “Verordening toeristenbelasting 2015” is 1 januari 2015.