Officiele publicatie
Steenbergen DuurSAMEN! Beleidskader DUURZAAMHEID 2024-2030
GEMEENTE STEENBERGEN
Maart 2024
VOORWOORD
Duurzaamheid is een containerbegrip waaraan iedereen een eigen invulling kan geven. Afhankelijk van een mensgerichte, milieugerichte of opbrengstgerichte benadering krijgt het betekenis. Dit maakt dat duurzaamheid op zichzelf niets zegt en juist daarom alles kan betekenen. Welke invulling dan ook, duurzaamheid gaat over verbondenheid en balans. Over houdbaarheid en leefbaarheid. Over nu en de toekomst.
Dat we samen veel kunnen, met en binnen onze kleine gemeente, laten we al eeuwen zien. Steenbergen heeft veel om trots op te zijn. Dankzij ons meebewegen met de natuur – het water en de bodem – zijn we gegroeid. Van zee en zoutwinning via vruchtbare grond en landbouw naar een positie waarin wij bekendstaan als innovatieve agrofoodproducent met bijbehorende kennis en wereldwijdverbreide landbouwmechanisatie.
Meebewegen met onze omgeving heeft ons gered toen dit nodig was. Wat als het niet was gelukt de woeste zee terug te dringen door dijken en polders? Of wanneer we geen doorontwikkeling hadden gemaakt bij het bewerken van de vruchtbare grond? Meebewegen zit in ons DNA. We zijn er extreem goed in te zorgen dat we kunnen leven op en van het land. Dit is van grote waarde voor de verandering die nodig is om te zorgen dat dit ook voor toekomstige generaties geldt.
Dat de aarde uit balans is, hoeven we niet te vertellen. In een agrarisch gebied als Steenbergen is klimaatverandering direct merkbaar in de oogst. We hebben lange perioden van droogte of juist van hevige regenval en overstromingen, extreme warmte en er zijn minder dieren zoals bijen en akkervogels. Los daarvan zijn effecten van deze disbalans aanwezig in variatie en aantallen planten en dieren. Ook een oplettende wandelaar of natuurliefhebber zal dit zijn opgevallen.
We zijn blij met, en trots op, veel van wat we gemeenschappelijk tot stand brengen. Datzelfde geldt voor dat wat de generaties voor ons hebben gedaan. Dat ook een kleine gemeenschap verschil kan maken, blijkt onder andere uit de positie die wij internationaal innemen op het gebied van agrofood. Wij hebben hier goud in handen! Hoe zelfredzaam, zelfvoorzienend en zelfstandig wij echter ook zijn, de gemeente Steenbergen staat niet op zichzelf. Wij maken onderdeel uit van een groter geheel en daarin is balans essentieel.
Vanuit internationale Klimaatakkoorden waarbij Nederland is aangesloten, hebben wij als gemeente dan ook een opgave. De ambitie die wij op basis van die opgave hebben geformuleerd is ”in 2050 Klimaatneutraal Steenbergen”. Daarmee sluiten wij aan bij het landelijk beleid en de Klimaatakkoorden. In dit beleidskader Duurzaamheid formuleerden wij het programma ‘Steenbergen DuurSAMEN!’ met de doelen tot aan 2030. Wij hebben er, gezien de Steenbergse mentaliteit en historie, alle vertrouwen in dat wij deze doelen samen met u zullen realiseren!
Maurice Remery
LEESWIJZER
Het programma ‘Steenbergen DuurSAMEN!’ is opgebouwd uit 3 delen.
Deel 1 Centrale basis
-
•
Hierin beschrijven wij WAAROM dit programma is opgezet. De stip aan de horizon is zichtbaar in de visie voor de gemeente Steenbergen.
-
•
Met onze ambitie geven wij uiting aan het grote belang van klimaatneutraliteit door de invloed op de leefomgeving en daarmee op elk aspect van onze samenleving.
-
•
Onze strategie verduidelijkt de grote opgave waarvoor de Steenbergse samenleving staat en beschrijft de wijze waarop we dit samen realiseren.
Deel 2 WAT willen we bereiken per programmathema
Wij formuleerden vanuit onze ambitie de vier programmathema’s Energie, Circulariteit, Klimaatadaptatie en Biodiversiteit. Per thema beschrijven wij:
-
•
de inhoud;
-
•
de huidige status;
-
•
waar we naartoe werken;
-
•
de operationele doelen tot 2030;
-
•
hoe we dit extern en intern invullen.
In deel 2 ziet u bij de operationele doelen telkens twee icoontjes. Het betreft daar de specifieke handelingen, gevolgen, effecten, et cetera voor de betreffende groep.
Extern: dit beschrijft de extern gerichte opgave, uitgangspunten en acties bij een geformuleerd doel, die we met en/of voor inwoners, organisatie en bedrijven in de gemeente Steenbergen oppakken.
Intern: dit beschrijft de intern gerichte opgave, uitgangspunten en acties bij een geformuleerd doel, die door ( medewerkers van) de gemeente Steenbergen als organisatie opgepakt worden.
Deel 3 HOE bereiken we onze doelen
Dit deel geeft een beeld hoe het programma waarmee we effectief uitvoering geven aan onze doelen, is georganiseerd. Het geeft inzicht in de:
-
•
organisatie en aansturing van het programma;
-
•
communicatiestrategie;
-
•
participatie van partijen;
-
•
koppelingen met andere beleidsvelden.
Deel I Waarom een beleidskader Duurzaamheid?
VISIE, AMBITIE & STRATEGIE
Visie
Steenbergen, groenblauwe parel van West-Brabant, waar alle inwoners leven in balans met de natuur. Iedereen neemt verantwoordelijkheid de leefomgeving positief te beïnvloeden zodat de natuur kan blijven voorzien in de behoeften, ook voor toekomstige generaties.
Natuur is cruciaal voor onze leefomgeving en beïnvloedt alle leefgebieden. Zo ervaren mensen klimaatverandering onder andere op het vlak van wonen en werken. Welzijn en gezondheid worden beïnvloed door mogelijkheden tot fysieke activiteiten ter ontspanning in de natuur. Dit is van belang om chronische stress en concentratieproblemen te voorkomen of verminderen. Zo heeft natuur invloed op sociale samenhang en welzijn van de gemeenschap. Het groen en water in onze leefomgeving bevorderen, krijgt daarmee een waarde die verder reikt dan klimaat.
Steenbergen heeft volop water in de nabijheid en daarnaast voorzien vruchtbare grond met veel landbouw en polders in een ruime en groene omgeving. Steenbergen heeft daarmee goud in handen bij het vinden van mogelijkheden om te wonen en werken in balans met de natuur, onder andere door een duurzaamheidsbeleid, zodat de leefbaarheid voor toekomstige generaties gewaarborgd is.
Ambitie
Onze ambitie in 2050 Klimaatneutraal Steenbergen sluit aan bij het landelijk beleid, bepaald vanuit de Klimaatakkoorden Parijs en de EU Green Deal. Klimaatneutraliteit betekent integrale balans tussen energieverbruik, energie-opwek, circulariteit, klimaatadaptatie en biodiversiteit.
Focus op programmathema’s
Hoewel de ambitie van de gemeente Steenbergen kort en krachtig is, is de uitdaging groot. Om onze ambitie te verwezenlijken, leggen wij de focus op vier programmathema's: 1. Energie, 2. Circulariteit, 3. Klimaatadaptatie en 4. Biodiversiteit. Als wij spreken over duurzaamheidsbeleid, bedoelen wij deze gezamenlijke programmathema’s. Binnen ons duurzaamheidsbeleid:
-
1.
Voeren we de energietransitie uitHuizen, bedrijfsgebouwen, voertuigen en productieprocessen maken wij energiezuiniger. Energie die wij verbruiken wordt duurzaam opgewekt, waar mogelijk lokaal. We werken aan een aardgas- en emissieloze toekomst en daarbij zorgen we voor inclusie; iedereen kan meedoen, ongeacht inkomen en woningsituatie.
-
2.
Bevorderen we circulariteitGrondstofkringlopen zijn optimaal gesloten, met een zo hoog mogelijk behoud van waarde. In een geheel circulaire samenleving bestaat geen afval meer.
-
3.
Worden we klimaatadaptiefKlimaatadaptatie gaat over aanpassing van de (bebouwde) omgeving, met als doel om de negatieve effecten van klimaatverandering zoals hitte, droogte, wateroverlast en overstromingsgevaar op te kunnen vangen.
-
4.
Verbeteren en versterken we de biodiversiteitBiodiversiteit gaat over diversiteit van planten, dieren, micro-organismen en hun genetische variaties, die samenwerken binnen ecosystemen en zo een natuurlijk evenwicht behouden. Meer biodiversiteit zorgt voor robuustere ecosystemen waarin soorten makkelijker kunnen overleven. Een robuust ecosysteem past zich gemakkelijker aan, aan bijvoorbeeld klimaatverandering. Voor meer biodiversiteit richten we ons op natuurbehoud en natuurinclusie en stimuleren we variëteit in flora en fauna.
Uitgangspunten
Met ons beleid rond de vier genoemde programmathema’s sluiten wij aan bij de landelijke ambitie te komen tot een klimaatneutraal 2050. Om binnen de context van de gemeente Steenbergen te blijven, hanteren wij de volgende lokale uitgangspunten:
-
*
AMBITIEUS & REALISTISCHWij vinden het belangrijk lokaal verantwoordelijkheid te nemen voor de uitdagingen in de samenleving. Dit pakken wij serieus aan waarbij we de realiteit en lokale context in het vizier houden. We zijn geen koploper in de transitie en waar nodig leren wij van andere (lokale) overheden en partijen. Wij stellen realistische doelen waarmee we stap voor stap onze ambitie waarmaken.
-
*
WE DOEN HET SAMEN: DuurSAMEN!De naam van ons beleidsplan DuurSAMEN! benadrukt het belang van samenwerken voor een duurzame toekomst. Als gemeente werken wij samen met verschillende partijen. Denk aan andere overheden (provincie en Rijk), maar ook aan inwoners, clubs, organisaties en bedrijven. Partijen die onderling samenwerken binnen de gemeente stimuleren en ondersteunen wij. Zo komen wij samen tot een klimaatneutraal Steenbergen.
-
*
WE ZIJN ZELF DE VERANDERING DIE WE WILLEN ZIENAls organisatie en partner in de samenleving laten we zien hoe belangrijk we een duurzame wereld vinden en handelen hier ook naar. Hierdoor maken we een verschil en moedigen we anderen aan om ons voorbeeld te volgen.
Stategie
De opgave van de gemeente Steenbergen in de landelijke transitie is groot. Om deze goed te bevatten, en de doelen die wij stellen te halen, is duidelijkheid nodig. We houden de focus op stappen die nodig zijn om onze ambitie te behalen. Dit doen we door realistische korte- en middellange-termijndoelen te stellen. Deze operationele doelen zijn beschreven in Deel II: Wat willen we bereiken?
We verdelen de tijd vanaf heden tot aan 2050 in drie perioden. De periode 2024 - 2030, de periode 2030 - 2040 en de periode 2040 - 2050. Dit beleidskader Duurzaamheid betreft de eerste periode: 2024 - 2030. In deze periode hanteren wij de volgende vier strategieën:
-
*
WERKEN LANGS 2 SPOREN
-
1.
Extern gerichte projecten en acties om veranderingen in de samenleving te stimuleren en faciliteren. Hieronder valt onder andere de uitvoering van diverse landelijke regelingen.
-
2.
Intern gerichte projecten en acties om onze eigen organisatie en reguliere werkzaamheden te verduurzamen. Duurzaamheidsbeleid wordt richtinggevend voor andere beleidsterreinen en ontwikkelingen door:
-
a.
in lopende (waar mogelijk binnen eventueel al gemaakte afspraken met derden) en geplande projecten en ontwikkelingen duurzamer te werken: maximaal energieneutraal, circulair, klimaatadaptief en biodivers;
-
b.
duurzaamheid een vast onderdeel te maken van andere beleidskaders;
-
c.
onze eigen (facilitaire) organisatie te verduurzamen.
-
a.
-
1.
-
*
BASISPRINCIPES: BEHOUDEN, VOORKOMEN & HERSTELLENBehouden: beschermen wat waardevol is voor een toekomstbestendige leefomgeving. Voorkomen: geen nieuwe activiteiten die niet aansluiten bij een toekomstbestendige leefomgeving (die later hersteld moeten worden) of die hieraan zelfs afbreuk doen.Herstellen: continu alert zijn op (koppel)kansen om onwenselijke situaties op te lossen c.q. te herstellen gericht op een toekomstbestendige leefomgeving.
Bijvoorbeeld bij renovatie- en herontwikkelingsprojecten zoals Vitale Vesting. Daar haken wij zoveel mogelijk aan met de verduurzaming van bestaande woningen in de buurt en de herinrichting van de openbare ruimte op een klimaatadaptieve en biodiverse manier.
-
*
NATUURLIJKE AANSLUITING BIJ DE ORGANISATIEDe verduurzamingsopgave betekent een andere denk- en werkwijze om toe te groeien naar een gemeente die klaar is voor de toekomst. Een groene(re) wereld realiseren wordt een deel van ons werk en onze aanpak richten wij daarop. Onze organisatie, inclusief alles wat nodig is om ons werk te doen, verandert daardoor. We sluiten per direct aan op de reguliere (geplande) werkzaamheden om waar mogelijk tegemoet te komen aan onze duurzaamheidsopgave. Bij de uitvoering van bestaande plannen zorgen wij dat dit op een groene(re) manier gebeurt. Bij vernieuwing van beleidsregels of handleidingen nemen wij onze (eventueel ontbrekende) duurzaamheidsdoelen op, waarbij wij de volgende ambitieladder aanhouden:
-
1.
Toekomstbestendig waar mogelijk (aansluitend op de doelen van 2050).
-
2.
We behalen ten minste de ambities van 2030, tenzij de ambities nog niet geheel zijn uitgewerkt in eenduidig beleid, dan leveren wij maatwerk.
-
1.
-
*
GRIP OP DE OPGAVEMeten is weten. We willen duidelijkheid in waar we ons bevinden, waar we naartoe gaan en wat de impact is van onze acties. Om dit te bereiken voeren we een nulmeting uit en zetten wij op basis van relevante indicatoren, een monitoringsysteem op. Hoewel dit niet direct tastbare resultaten oplevert in de uitvoering, geeft het ons inzicht. Dit maakt de investering waardevol voor de langere termijn.
Daarom een beleidskader Duurzaamheid
Met dit beleidskader Duurzaamheid zet de gemeente Steenbergen een belangrijke stap naar een duurzame werkwijze en een duurzame gemeente. Tot 2030 richten wij ons op continue optimalisatie van acties die wij uitzetten binnen dit beleidskader. Gewenste veranderingen brengen wij tot stand door te doen, evalueren, leren en verbeteren. We monitoren de effecten van ons handelen, passen dit aan, en brengen de basis op orde. Zo wordt groen werken de standaard binnen de gemeente Steenbergen en zorgen we dat onze organisatie en alle partijen binnen de gemeente klaar zijn voor steeds verdergaande verduurzaming. Ervaringen uit de periode tot 2030 vormen de input voor de periode daarna. Ook dan werken wij stap voor stap via verschillende doelen aan onze ambitie ”in 2050 Klimaatneutraal Steenbergen”, met een nieuw beleidskader op basis van de geleerde lessen uit periode één.
Deel II Wat gaan we realiseren?
ENERGIE
De manier waarop we nu energie verbruiken en produceren, zorgt voor veel problemen. De energie - elektriciteit en warmte - die wij benutten, halen wij vooral uit fossiele brandstoffen zoals olie, gas en steenkool. We gebruiken deze energie voor elektriciteit, om te rijden en om onze huizen warm te houden. Door ons verbruik komt onder andere CO2 in de lucht, een gas dat zorgt voor de opwarming van de aarde. De uitstoot van CO2 is de hoofdoorzaak van de klimaatproblematiek en stelt ons voor een opgave die de grondslag vormt voor dit beleidskader.
Om verdere opwarming van de aarde te voorkomen moeten we zorgen voor manieren waardoor we kunnen stoppen met CO2 uitstoten. We moeten ons energieverbruik en -productie veranderen. Dit betekent onder andere dat we elektriciteit moeten halen uit hernieuwbare (duurzame) bronnen zoals wind, water en zon in plaats van uit olie, gas en kolen. Daarnaast moet het energieverbruik verminderen, we zullen moeten besparen. Dit is de energietransitie.
De overheid heeft in het Klimaatakkoord afgesproken dat de landelijke CO2-emissies in 2030 met 55% gedaald moeten zijn ten opzichte van 1990. In 2050 moet Nederland Klimaatneutraal zijn. Ook de gemeente heeft hierin een verantwoordelijkheid.
Onder thema Energie vallen de:
-
-
energietransitie
-
-
warmtetransitie
-
-
transitie naar vervoersmiddelen zonder CO2-uitstoot (emissieloos)
Wat gaan we realiseren?
Energieneutraal vs. klimaatneutraal Het verschil tussen energieneutraal en klimaatneutraal is wat ze betekenen en waarop ze zich richten: Energieneutraal Als iets energieneutraal is, gebruikt het net zoveel schone energie als het zelf maakt. Dit gaat over ervoor zorgen dat in bijvoorbeeld een huis, bedrijf of stad, geen vieze energie van olie of gas meer wordt gebruikt. We willen geen extra CO2 door ons energieverbruik in de lucht hebben. Dus, bij energieneutraal kijken we naar hoe we omgaan met energie. Klimaatneutraal Klimaatneutraal zijn betekent meer. Het gaat over alles wat zorgt voor uitstoot van gassen die slecht zijn voor het klimaat, zoals autorijden, fabrieken en boerderijen. Het idee is om de uitstoot van alle slechte gassen zo laag te maken dat de aarde het aankan, of dit goed te maken door bijvoorbeeld bomen te planten. Klimaatneutraal zijn wil zeggen dat we proberen geen slechte invloed op het klimaat te hebben. Kortom: Energieneutraal gaat over het balanceren van hoeveel energie we gebruiken en maken, en klimaatneutraal is over het verminderen of goedmaken van de uitstoot van alle gassen die slecht zijn voor het klimaat. |
Onze langetermijnambitie (2050) is een volledig klimaatneutraal Steenbergen. Hiermee sluiten we aan bij de landelijke doelen.
Wij ondersteunen de landelijke ambitie om klimaatneutraal te worden volledig. Om daar maximaal aan bij te dragen, richten wij onze aanpak op energieneutraliteit binnen onze gemeente. Dit past goed binnen de invloedsfeer van onze organisatie (zie ook inzet: Energieneutraal vs. klimaatneutraal).
Om energieneutraal te worden, moeten we twee dingen doen. Ten eerste moeten we minder energie verbruiken, bijvoorbeeld door betere isolatie van huizen of door Ledlampen te gebruiken. Ten tweede moeten we ons eigen aandeel in de opwek van groene energie realiseren.
De volgende maatregelenladder die we hanteren, geeft in volgorde en voorkeur maatregelen aan.
We beginnen met het besparen van energie. Wat je niet gebruikt, hoef je namelijk ook niet op te wekken. Daarna zetten we in op zonne-energie. We stimuleren zonnepanelen op daken en aan gevels, en combineren dit met andere functies. We moedigen het plaatsen van zonnepanelen aan op daken van bijvoorbeeld fabrieken, kassen, en boven parkeerplaatsen. Het is belangrijk dat deze zonnepanelen goed in het landschap passen en kunnen worden aangesloten op het elektriciteitsnet. Zonnepanelen op landbouw- of natuurgebieden willen we liever niet, behalve in bijzondere gevallen en bij lopende initiatieven die zich in een vergevorderd stadium bevinden of waarvoor al vergunning is verleend. Zo volgen we het landelijke beleid.
Naast energieneutraliteit richten we ons ook op het aardgasvrij maken van de bebouwde omgeving en de vermindering van uitstoot door verkeer.
De vier programmathema's Energie, Circulariteit, Klimaatadaptatie en Biodiversiteit hangen nauw met elkaar samen. Binnen ons duurzaamheidsbeleid hebben wij operationele doelen geformuleerd die in 2030 gerealiseerd moeten zijn. Het eerste operationele doel hangt samen met alle vier de hiervoor genoemde thema’s.
-
1.
Op korte termijn (2024) implementeren we een systeem voor monitoring en rapportage
We krijgen grip op de duurzaamheidsopgave door de opgave en de voortgang meetbaar te maken. We investeren in de inrichting van een monitor voor de vier programmathema’s. Voor het thema Energie kunnen we bijvoorbeeld aansluiten op de Klimaatmonitor van de overheid. De Klimaatmonitor geeft gemeenten, regio's en provincies inzicht in de hoeveelheden uitgestoten CO2, energieverbruik, groene-energie-opwek en andere relevante informatie. Ook informatie over bijvoorbeeld het aantal hulpvragen met betrekking tot de energierekening, aantal uitgevoerde isolaties en geplaatste zonnepanelen zijn relevante indicatoren. Voor Circulariteit kunnen we kijken naar gegevens over afval- en recycling, circulaire inkoopgegevens en degelijke. Bij Klimaatadaptatie en Biodiversiteit is het interessant om te kijken naar bijvoorbeeld percentages groen en water, soortenvariaties en de resultaten uit de klimaatstresstest (aantal / ernst knelpunten) relevant.
Met de gegevens die we verzamelen kunnen we onze inwoners, bedrijven en organisaties laten zien hoe we ervoor staan. Door hierover te communiceren laten we zien waar we mee bezig zijn en wat het effect ervan is. Hiermee willen we anderen stimuleren om mee te doen en ons voorbeeld te volgen.
De duurzaamheidsmonitor geeft de gemeente sturingsinformatie voor de uitvoering van het beleid. Met deze inzichten kunnen we beoordelen of een wijziging in de aanpak vereist is of dat we op de goede weg zijn. Daarnaast gebruiken we deze informatie bij het maken van nieuwe plannen. Een 0-meting maakt onderdeel uit van monitoring zodat we ook zien waar we nu staan. Hiervoor gebruiken we zo veel mogelijk informatie die we al tot onze beschikking hebben.
De operationele doelen 2 tot en met 8 gaan over het specifieke programmathema Energie.
-
2.
In 2030 is onze bebouwde omgeving minimaal 55% energieneutraal
Deze opgave gaat grotendeels over de verduurzaming van bestaande woningen en (bedrijfs)gebouwen. Dit zijn huizen van particulieren: mensen die een huis bezitten of huren, mensen die huizen verhuren en woningbouwcorporaties. Ook gaat het over gebouwen in eigendom van bedrijven of organisaties, en uiteraard over gebouwen en maatschappelijk vastgoed van de gemeente.
BENG en ENG Dit zijn regels voor hoe gebouwen omgaan met energie in Nederland. BENG betekent Bijna EnergieNeutrale Gebouwen. Sinds 2021 moeten nieuwe gebouwen voldoen aan BENG. Dat betekent dat ze bijna geen energie van buitenaf nodig hebben. Er zijn drie belangrijke punten: 1: Hoeveel energie heeft het gebouw nodig om warm of koel te blijven? 2: Hoeveel energie verbruikt het gebouw in totaal, bijvoorbeeld voor verwarming of licht? 3: Hoeveel van die energie komt van schone bronnen, zoals de zon? ENG staat voor EnergieNeutrale Gebouwen. Deze gebouwen maken net zoveel energie als ze nodig hebben, dus ze zijn helemaal zelfvoorzienend. Dit doel is nog ambitieuzer dan BENG. ENG-gebouwen proberen zoveel mogelijk schone energie te gebruiken en te maken. Kortom, BENG en ENG helpen om gebouwen energiezuiniger te maken. BENG is een stapje op weg naar ENG, waarbij gebouwen helemaal geen energie meer van buiten nodig hebben. |
Daarnaast heeft de opgave betrekking op nieuwbouw en renovatie. Waar dit juridisch mogelijk is (met name bij eigen gronduitgifte) willen we verder gaan dan de landelijke BENG richtlijnen. We willen toekomstbestendig te zijn; wat betekent dat nieuwgebouwde of grootschalig gerenoveerde panden 100% energieneutraal zijn (ENG). Hoewel volledige energieneutraliteit - vanwege technische beperkingen bij bestaande bouw of vanwege juridische beperkingen in geval van nieuwbouw - niet altijd haalbaar is, streven we hier met ons beleid wel naar. We willen zo snel mogelijk alleen nog energie neutrale woningen en bedrijven bouwen.
Daarmee voorkomen we het creëren van achterstanden die later hersteld moeten worden.
Richting inwoners, verhuurders en bedrijven hebben we een informerende, stimulerende en soms faciliterende rol. We geven informatie die hen op weg helpt en we stimuleren huiseigenaren om woningen en gebouwen energiezuiniger te maken. Mensen die het moeilijk hebben mogen rekenen op onze specifieke aandacht, bijvoorbeeld wanneer sprake is van energiearmoede en zij onvoldoende financiële middelen hebben de energierekening te voldoen. Enkele voorbeelden:
-
*
Inwoners en bedrijven ondersteunen met informatie over energiebesparing, verduurzaming en financieringsmogelijkheden; van kleine besparende maatregelen tot isolatie.
-
*
Stimuleren en faciliteren van zon-op-dak, zon-aan-gevel en duurzame daken door informatievoorziening en het ondersteunen van gezamenlijke inkoopinitiatieven. De gemeente neemt hierbij een proactieve rol in. Dit geldt eveneens voor collectieve acties gericht op energiebesparingsmaatregelen, zoals isolatie en zuinige apparaten.
-
*
Uitvoering geven aan het Nationaal Isolatie Programma gericht op:
-
°
koopwoningen met label DEFG en een waarde van maximaal de gemiddelde woningwaarde in Steenbergen;
-
°
koop- of huurwoningen met label DEFG waar risico is op energiearmoede.
-
°
-
*
Ondersteunen en faciliteren van bedrijven bij het vinden van mogelijkheden om samen te werken op het gebied van energie en warmte, zoals de uitwisseling van restwarmte.
-
*
Handhaven van de Energielabel-C verplichting voor bedrijven.
-
*
Onderzoeken hoe we bedrijven het beste kunnen ondersteunen bij de energietransitie.
-
*
Initiatiefnemers van nieuwbouw aanmoedigen om extra stappen te zetten op het gebied van duurzaamheid. Waar het stellen van aanvullende eisen niet mogelijk is, stimuleren wij kavelkopers om ENG te bouwen bijvoorbeeld door informatie over duurzaam bouwen te verstrekken bij het kavelpaspoort (bijlage in de koopovereenkomst van een kavel met eigenschappen en bouwvoorschriften zijn van de kavel).
-
*
Initiatiefnemers van renovaties waarbij een vergunning nodig is moedigen we aan om extra duurzame stappen te zetten. We informeren woningeigenaren over mogelijke duurzaamheidsmaatregelen.
Deze duurzaamheidsopgave betekent voor de gemeente dat we bovenstaande uitgangspunten verankeren in onze manier van werken en toepassen op onze eigen organisatie (gemeentelijke gebouwen en maatschappelijk vastgoed). Hoe wij dit doen:
-
*
Onderzoeken van mogelijkheden om via vergunningen aan bedrijven aanvullende eisen te stellen op het gebied van energieneutraliteit. Waar dat juridisch mogelijk is stellen we voor nieuw komende bedrijven kaders bij vergunningverlening die aansluiten op onze ambitie.
-
*
Onderzoeken of via vergunningen aanvullende eisen op het gebied van energieneutraliteit gesteld kunnen worden aan grootschalige renovaties.
-
*
Bovenstaande uitgangspunten opnemen in alle relevante beleidskaders, zoals grondzaken, Bouw- en Woningtoezicht (BWT), maatschappelijk vastgoedbeleid, bedrijventerreinen en inkoop en aanbestedingen. Op die manier stimuleren wij energieneutraliteit boven op de wettelijke regelgeving.
-
*
Bovenstaande uitgangspunten (minimaal 55% energieneutraal en 100% energieneutraal waar mogelijk) nemen wij per direct op in lopende (waar mogelijk binnen eventueel al gemaakt afspraken met derden) en geplande projecten.
-
*
Kleine en grotere verbeteringen doorvoeren, waarbij we zoveel mogelijk energie besparen en energie opwekken. Dit doen wij in de komende jaren met het ‘laaghangend fruit’ binnen onze vastgoedportefeuille. Waar mogelijk en passend binnen de huidige budgetten, plaatsten we bijvoorbeeld Ledverlichting en zonnepanelen.
-
*
Opstellen van een plan van aanpak voor verduurzaming van maatschappelijk vastgoed. Hierbij onderzoeken we ook aspecten zoals het aantal accommodaties, hoe drukbezocht ze zijn en het wenselijke voorzieningenniveau in een gebied. Dit betekent dat ook het afstoten van vastgoed een optie kan zijn. Minder gebouwen hebben is ook duurzamer.
-
*
Bewustwording bij onze medewerkers vergroten wij door ons tot hen te richten en hen te informeren over hoeveel energie we gebruiken. Onze wens is dat iedereen binnen onze organisatie bewust minder energie verbruikt.
Kanttekening: de aanwezigheid van glastuinbouw in Steenbergen heeft een aanzienlijke invloed op het energieverbruik en de haalbaarheid van onze ambities binnen de gemeente. Vanwege het regionale karakter en het vertekenende beeld dat dit oplevert, nemen we deze sector niet mee in de overwegingen van dit beleidskader. De rol van het rijk is essentieel voor de glastuinbouw; sinds 2023 vallen glastuinbouwbedrijven onder de energiebesparingsplicht, met nationale doelen van 20% energiebesparing in 2030 en 30% in 2040. De gemeente heeft hierbij slechts een begeleidende rol en volgt de ontwikkelingen op de voet. De invloed van deze ontwikkelingen laten we voor de realisatie van onze beleidsdoelen buiten beschouwing.
-
3.
In 2030 zijn de eerste wijkuitvoeringsplannen gereed en is gestart met het aardgasvrij maken van de eerste wijken. Aardgasverbruik is gemeente breed verminderd. Aardgasgebruik is voor woningen gemeentebreed met 40% afgenomen ten opzichte van 2004
In 2050 moeten alle woningen aardgasvrij zijn. Omdat nieuwbouwwoningen al zonder aardgas worden gebouwd, ligt de uitdaging vooral bij de bestaande bouw. Het aardgasvrij maken van een wijk of buurt is een lange reis waarbij participatie en draagvlak essentieel zijn. Dit maakt het formuleren van harde resultaten en termijnen lastig.
We onderzoeken zorgvuldig de meest geschikte oplossingen voor de verschillende wijken binnen onze gemeente, of het nu gaat om collectieve of individuele warmteopties. Grondig onderzoek combineren we met een pragmatische en praktische aanpak. Een aantal voorbeelden:
-
*
We stimuleren, motiveren en creëren draagvlak bij inwoners, bedrijven en organisaties om (zo veel mogelijk) aardgasvrij te worden;
-
*
Waar volledig aardgasvrij op dit moment nog geen optie is, zetten we in op zoveel mogelijk besparen van aardgas, bijvoorbeeld door gebruik van warmtepompen te stimuleren.
-
*
We haken aan bij andere projecten die kansen bieden op het gebied van het aardgasvrij maken van woningen en bedrijven zoals, in Vitale Vesting.
-
*
We voeren de Transitievisie Warmte uit door:
-
°
nader onderzoek naar de lokale bronnenstrategie, en;
-
°
wijkverkenningen om te onderzoeken welke wijk het meest geschikt is om als eerste van het aardgas af te gaan (Steenbergen Centrum, Steenbergen recente bebouwing of Dinteloord recente bebouwing);
-
°
opstellen van het wijkuitvoeringsplan (WUP) om de eerste wijk van het gas af te halen.
-
°
-
*
Opstarten van de uitvoering van het wijkuitvoeringsplan (WUP).
-
*
Ontwikkelen van een systematiek die grotendeels te herhalen is voor de overige wijken.
We vertalen de aardgasvrije ambities naar alle andere beleidskaders en werkwijzen binnen de gemeente. We stellen kaders om een transitie naar aardgasvrij te stimuleren. Daarnaast nemen we deze ambitie op in de verduurzaming van onze gemeentelijke gebouwen en maatschappelijk vastgoed. Binnen onze organisatie zoeken we naar laaghangend fruit om gasverbruik terug te dringen. Tot 2030 ondernemen wij stappen om het aardgasverbruik binnen onze eigen panden te verminderen.
-
4.
In 2030 hebben we voldaan aan ons RES-bod en leveren wij onze input voor RES 2.0
In het regionale samenwerkingsverband RES West-Brabant wordt in afstemming met regiogemeenten een verdeelsleutel maken voor de opwek van groene energie op daarvoor afgestemde locaties.
In de RES 1.0 is afgesproken dat we als regio 2,2 terawattuur (TWh) duurzame stroom opwekken in 2030, dat is het RES-bod. Naar verwachting gaan niet alle plannen door, daarom zijn er extra plannen om dat op te vangen. Daarmee is de totale ambitie van de RES 1.0 2,38 TWh. Bijna de helft hiervan is al gehaald. Voor de realisatie van nog eens een kwart van deze ambitie zijn concrete plannen. Op basis van de huidige plannen wekken we in 2030 in de regio zo’n 2,55 TWh op.
Gemeente Steenbergen heeft hierin ook een aandeel. Tot 2030 wordt vooralsnog uitgegaan van de opwek van circa 361 TJ aan zonne-energie en 486 TJ aan windenergie. Voor de opwek van zonne-energie is, naast het benutten van bestaande en nieuwe dakvlakken, nog circa 93 ha aan zonnevelden nodig binnen de gemeentegrenzen. Hiervan is 80 ha al vergund maar nog niet ontwikkeld, onder andere door problemen op het gebied van netcongestie. Er zijn veel potentiële initiatiefnemers en de komende tijd onderzoeken wij hoe we deze initiatieven mogelijk kunnen maken.
Eind 2024 wordt de RES 2.0 opgeleverd. Dit is inclusief PlanMER (Plan milieueffectenrapport). In dit plan worden de milieugevolgen van het initiatief of de activiteit en reële alternatieven hiervoor systematisch, transparant en objectief in beeld gebracht. Ook worden maatregelen beschreven om negatieve gevolgen op het milieu te voorkomen of te beperken, en een Regionale Structuurvisie Warmte (een regionaal programma/strategie voor bestaande warmtebronnen welke gebruikt kunnen worden in de warmtetransitie.). Gemeenten beschrijven in hun Transitievisie Warmte (TVW) de warmtevraag en geven inzicht in welke wijken wanneer naar een duurzame bron gaan. Afstemming met omliggende gemeenten voorkomt dat een warmtebron ten onrechte dubbel gebruikt wordt of juist onbenut blijft. Dat is de reden dat inzicht in de warmtevraag en het warmte-aanbod onderdeel uitmaakt van de Regionale Energiestrategie. Dat gebeurt in de vorm van een Regionale Structuur Warmte. Er worden integrale keuzes gemaakt over waar opwek verder plaatsvindt. Daarnaast komt er een strategie voor netcongestie over hoe de warmtebronnen verdeeld worden en hoe we goed voorsorteren op het energiesysteem van de toekomst. Van netcongestie is sprake wanneer de volledige capaciteit van het net is bereikt.
-
5.
In 2030 is energiearmoede afgenomen met 90% door de inzet van (kleine) energiebesparende maatregelen
Energiearmoede kan spelen bij huishoudens met een laag inkomen en een woning die slecht geïsoleerd is. In 2023 ontvingen huishoudens met een inkomen op of net boven het sociaal minimum nog een energietoeslag vanuit het Rijk. In 2024 krijgen ze deze hulp niet meer. Daarom is het extra belangrijk om te zorgen dat de energierekening van deze huishoudens lager wordt. De gemeente Steenbergen wil deze mensen helpen door bijvoorbeeld:
-
*
Financiële steun bij de aanschaf van zuinigere elektrische apparaten;
-
*
Het aanbrengen van kleine maatregelen tegen energie- en warmtelekken;
-
*
Uitleg te geven over hoe je minder energie kunt gebruiken en zo geld kunt besparen.
De gemeente levert een bijdrage aan de landelijke regeling om energiearmoede te bestrijden. We overleggen ook met de Adviesraad Sociaal Domein om de mensen die het nodig hebben zo goed mogelijk te helpen. De aanpak energiearmoede wordt voor een groot deel uitbesteed aan het Regionaal Energie Loket (REL).
Intern ondersteunen wij bij het in kaart brengen van de doelgroep en de communicatie om deze doelgroep te bereiken. De doelgroep die wij hiervoor in beeld hebben zijn 950 huishoudens die gebruik maken van de energietoeslag en/of gebruik maken van een bijstandsuitkering.
-
6.
We stimuleren actief de transitie naar emissieloos vervoer en geven zelf het goede voorbeeld. Conform landelijk beleid kopen we vanaf 2030 uitsluitend emissieloos doelgroepenvervoer in.
De gemeente heeft beperkte invloed op de emissiereductie in het vervoer en transport, aangezien veel afhangt van landelijke regelgeving. Desondanks staan we voor de uitdaging inwoners en ondernemers aan te moedigen zo milieuvriendelijk mogelijk te reizen. We streven naar emissieloos vervoer en maken de duurzame keuze dan ook makkelijker en logischer.
De gemeente ondersteunt en stimuleert de transitie naar emissieloos vervoer in de samenleving. We creëren actief bewustwording om bewoners te stimuleren tot duurzamere vervoerskeuzes.
Ons beleid en onze acties stimuleren gebruik van duurzamere vervoersmiddelen en maken de keuze daarvoor makkelijker. Dit doen wij door middel van:
-
*
Ambities in relevante beleidskaders; denk aan het mobiliteits- en laadpalenbeleid, maar ook de minder voor de hand liggende. Zoals het evenementenbeleid.
-
*
Ambities in ons personeelsbeleid en -regelingen en stimuleren van gebruik van duurzame vervoersmiddelen en/of (gedeeltelijk) thuiswerken.
-
*
Criteria voor emissieloos vervoer in ons inkoopbeleid. En vanaf 2030 uitsluitend inkopen van emissieloos doelgroepenvervoer. Dit is conform landelijke afspraken.
-
*
Ambities die wij per direct meenemen in lopende (waar mogelijk binnen eventueel al gemaakt afspraken met derden) en geplande (ruimtelijke) projecten.
-
7.
In 2030 zijn alle lichte voertuigen van het gemeentelijk wagenpark emissieloos en zijn ook zwaardere wagens zo veel mogelijk vervangen door emissieloze alternatieven.
De gemeente Steenbergen streeft ernaar met haar meer dan 40 auto's en vrachtwagens geen CO2 meer uit te stoten. Een vol elektriciteitsnet, kosten en technische beperkingen - vooral bij zwaardere voertuigen - maken het lastig volledig emissieloos direct te realiseren. Dit nemen wij mee in onze stappen.
Door onze eigen vooruitgang zichtbaar te maken geven we het goede voorbeeld. We grijpen de vervanging van ons wagenpark aan om bewustwording te creëren en communiceren actief over de voorgang en effecten.
De landelijke afspraak is dat in 2030 ten minste alle lichte voertuigen van gemeentelijke wagenparken emissieloos zijn. Daartoe ondernemen wij de volgende stappen:
-
*
Tot 2027 maken wij alles gereed voor emissieloze auto's en vrachtwagens. We passen gebouwen en plekken aan en zorgen voor voldoende oplaadmogelijkheden voor voertuigen. Ook regelen dat voertuigen binnen kunnen staan en implementeren brandveiligheidsmaatregelen, met name bij de gemeentelijke werkplaats en gebouwen van de buitendienst. We onderzoeken diverse oplossingen voor de laadinfrastructuur, variërend van reguliere elektriciteitsaansluitingen tot het zelf opwekken van stroom of stroom delen met derden. Op die manier lossen wij problemen met een te vol elektriciteitsnet op.
-
*
Per direct kiezen we milieuvriendelijke alternatieven zoals hybride voertuigen. Tot 2028 onderzoeken we de vervanging van voertuigen kritisch. Vanuit duurzaamheidsoogpunt gaan wij flexibel om met de vervangingsplanning. Goed functionerende voertuigen houden we, ondanks geplande vervanging, langer in gebruik. Voertuigen worden alleen vervangen indien strikt noodzakelijk. Ook het langer gebruiken van voertuigen is duurzamer.
-
*
Vanaf 2028, of eerder als de infrastructuur dit toelaat, vervangen we voertuigen door elektrische alternatieven. Dit geldt met name voor alle lichte voertuigen (personenwagens en wagens onder 2500 kg) en zo veel mogelijk voor zware voertuigen (zwaarder dan 2500 kg). De vervanging vindt plaats volgens de bestaande planning, zonder versnelling.
-
8.
In 2030 is het gemeentelijk materieel vervangen door elektrische alternatieven
De gemeente heeft een aanzienlijke voorraad gereedschap zoals maaimachines, bladblazers, kettingzagen en frezen. Traditionele machines op diesel of benzine hebben veel nadelen. Ze zijn slecht voor het klimaat (CO2 uitstoot), voor de gezondheid van medewerkers en kunnen veel geluidsoverlast veroorzaken. Om die redenen is de gemeente dan ook al gestart de traditionele apparaten te vervangen door elektrische alternatieven. Deze lijn continueren wij. Ook hier gelden, evenals bij verduurzaming van ons wagenpark, bepaalde randvoorwaarden.
Richting onze inwoners, bedrijven en organisaties zijn we transparant over onze voortgang en de effecten daarvan op de CO2 uitstoot en geluidsoverlast. We gebruiken deze overgang naar elektronische apparatuur om mensen te stimuleren ons voorbeeld te volgen en bewuster te maken.
In 2024 inventariseren wij de status; wat is elektrisch en wat moet vervangen worden, wat is nodig om volledige vervanging te ondersteunen (voorzieningen rondom opslag en brandveiligheid, en financiën) en we creëren deze randvoorwaarden. Uiterlijk in 2025 kopen we volledig elektrisch in en vervangen de huidige machines volgens planning. Vanuit duurzaamheidsoverwegen werken wij flexibel en vervangen geen materieel dat nog goed is en langer mee kan.
CIRCULARITEIT
Voorheen was onze werkwijze rechtlijnig: we gebruikten grondstoffen om producten te maken en als ze overbodig werden, gooiden we ze weg. Hierin is al veel veranderd. Het huidige systeem betreft een keteneconomie met recycling. Producten belanden na de levensduur niet meer zomaar op de vuilnisbelt maar worden zoveel mogelijk gerecycled. Een aanzienlijk percentage restafval dat overblijft in de keten wordt verbrand. De daarbij vrijgekomen warmte wordt vaak nuttig gebruikt, bijvoorbeeld door huishoudens en/of bedrijven. Zo gaat de restwarmte van bedrijven op het AFC (Agro en Foodcluster Nieuw Prinsenland) voor een deel naar de glastuinbouw in Steenbergen. En worden met de reststoffen uit de productie van suikerbieten nieuwe toepassingen gevonden.
De waarde van circulariteit De omslag naar een circulaire economie is noodzakelijk voor vier grote maatschappelijke opgaven:
Daarnaast biedt een circulaire economie andere voordelen, zoals:
|
Circulaire economie verschilt fundamenteel van de (traditionele) lineaire economie. De basisprincipes zijn:
-
•
het sluiten van kringlopen;
-
•
minimaliseren van gebruik van (primaire) grondstoffen;
-
•
bevorderen van hoogwaardig hergebruik;
-
•
prioriteit geven aan grondstoffen uit natuurlijke en hernieuwbare bronnen, en;
-
•
het beperken van afval en schadelijke emissies.
Een circulaire economie vereist een diepgaande en structurele verandering van de manier waarop we produceren en consumeren: hoe we waarde creëren en behouden, ontwerpen en produceren, welke businessmodellen we hanteren en hoe we arbeid en materialen waarderen. Het vraagt om gedragsverandering, nieuwe wet- en regelgeving en afscheid van het lineaire systeem waarin producten gemaakt, verkocht, gebruikt en uiteindelijk weggegooid worden.
De nationale ambitie is dat Nederland in 2050 volledig circulair is. Om deze ambitie te verwezenlijken, heeft de Rijksoverheid gekozen voor een publiek-private aanpak. Overheden, marktpartijen en andere maatschappelijke organisaties vormen gezamenlijke transitieteams die zich richten op maatschappelijke uitdagingen binnen circulariteit. Het nationaal programma Circulaire Economie ondersteunt de overgang naar een circulaire economie en biedt praktische richtlijnen voor uitvoering en het toepassen van de juiste mix van instrumenten. Concrete beleidslijnen binnen het nationale beleid zijn op dit moment echter nog niet vastgesteld.
Wat gaan we realiseren?
Steenbergen wil in 2050 een circulaire gemeente zijn: een gemeenschap die waardevolle materialen en grondstoffen hergebruikt en die geen afval produceert. Hiermee sluiten we aan bij de landelijke doelen.
Zo ver zijn we echter nog niet. We formuleren tussentijdse operationele doelen die in 2030 gerealiseerd moeten zijn. In plaats van strikt vast te houden aan SMART-doelstellingen, hanteren we een dynamische agenda en sluiten we aan bij nationale en regionale ambities.
De operationele doelen 9 tot en met 12 betreffen het specifieke programmathema Circulariteit.
-
9.
In 2030 hebben we door samenwerking in de regio een gedegen circulair beleid ontwikkeld en de eerste stappen gezet in de circulaire aanpak
Om dit te realiseren volgen we de landelijke strategie en sluiten we aan bij een gecoördineerde aanpak in West-Brabant vanuit het nieuwe Actieprogramma 2023-2027 van RWB. In West-Brabant gaan we uit van richtinggevende doelen van de Rijksoverheid voor 2030. Dit zijn:
-
•
50% minder primaire grondstoffen
-
•
20% fossiele grondstoffen vervangen door bio-based grondstoffen
-
•
50% minder voedselverspilling
Dit zijn tussenstappen naar de uiteindelijke ambitie: een 100% circulaire economie in 2050. Door actief samen te werken met andere gemeenten, vergroten we onze invloed op de overgang naar circulariteit. Zo dragen wij gezamenlijk bij aan het creëren van een markt voor innovaties.
Concreet betekent samenwerken dat we de Regio West-Brabant (RWB) omarmen als sparringpartner op het gebied van circulariteit en deelname aan initiatieven van de RWB, zoals:
-
*
Het Transitie Lab Circulariteit.
-
*
Activiteiten ter bevordering van kennisontwikkeling op het gebied van circulariteit.
-
*
Het indienen van circulaire projecten als voorbeeld voor de regio.
-
*
Het opzetten van een regionaal platform voor de opslag en uitwisseling van gebruikte bouwmaterialen.
Samen met de Regio West-Brabant richten wij ons op deze thema's:
-
•
Biobased bouwen
-
•
Circulaire gebiedsontwikkeling
-
•
Inkoop en opdrachtverlening
-
•
Ruimtelijke planning van bedrijventerreinen
-
•
Monitoring & evaluatie
Wij kiezen deze thema's vanwege de economische betekenis voor onze gemeente en de impact die ze hebben op biodiversiteit en klimaat. Daarnaast kunnen wij als gemeente juist op deze thema's invloed uitoefenen en zo de circulaire transitie bevorderen. Hiervoor zal zowel intern als extern het gebruik van de volledige 'gereedschapskist' van de gemeente nodig zijn. Circulariteit doorsnijdt alle beleidsterreinen en moet op alle gebieden worden ingebed. Dit vraagt om een grote verandering binnen de gemeentelijke organisatie.
-
10.
In 2030 koopt de gemeente Steenbergen minimaal 50% van haar producten en diensten circulair in.
De gemeente Steenbergen streeft ernaar in 2030 pionier te zijn van circulaire economie. Daarin nemen we dan ook het voortouw. Samen met andere gemeenten in West-Brabant benutten we onze inkoopkracht om een markt te creëren voor regionale plantaardige en circulaire innovaties.
We maken onze inwoners deelgenoot van wat we doen en onze voortgang. We delen onze ervaringen met andere organisaties en bedrijven in Steenbergen. Op die manier kunnen ook anderen van onze ervaring kunnen leren en stimuleren we hen om zelf anders aan te kijken tegen inkoop en hergebruik van goederen. We stimuleren de ontwikkeling en prioritering van West-Brabant als plantaardige regio, waarbij plantaardig/biobased een essentieel onderdeel is van de bredere beweging naar circulair denken en handelen.
Andersom halen we ook inspiratie en kennis op bij andere organisaties en bedrijven.
Dit betekent onder andere dat we:
-
*
Het Manifest Maatschappelijk Verantwoordelijk Opdrachtgeven en Inkopen (MVOI) ondertekenen en duurzaamheidseisen opnemen in aanbestedingen.
-
*
Prioriteit geven aan een plantaardige/biobased economie en aan korte ketens (producten ‘van eigen grond’/uit de eigen regio).
-
*
In regionaal verband kaders en richtlijnen opstellen voor circulariteit in inkoop en opdrachtverlening.
-
*
In regionaal verband een coördinator aanstellen die ambitie en eenheid brengt tussen het inkoopbeleid van alle gemeenten in de regio, provincie en het Rijk.
-
*
Plantaardige en circulaire koplopers uit onze regio in beeld brengen en de landelijke top biobased producten in beeld brengen en uitdragen.
-
*
Minimaal 5 impactvolle projecten de mogelijkheid bieden om expertise in te brengen om de pioniersrol te optimaliseren.
-
*
Kritisch onze eigen bedrijfsvoering en onderzoeken welke snelle verbeteringen er mogelijk zijn, Een voorbeeld is papiergebruik verminderen en onderzoek naar een papierloze organisatie.
-
11.
Bij nieuwe ruimtelijke plannen voor bedrijventerreinen en revitalisering van bestaande bedrijventerreinen houden wij standaard rekening met extra ruimtegebruik van 30% voor circulariteit
Bij bedrijven is steeds meer aandacht voor circulariteit. Deze ontwikkeling stimuleren we graag, maar we realiseren ons dat dit impact heeft op de ruimtelijke behoeften van bedrijven. Over het algemeen zoeken bedrijven naar grotere kavels voor hun circulariteitsopgaven. Denk hierbij aan de opslag van grondstoffen en restmaterialen die hergebruikt worden.
We bevorderen samenwerking tussen ondernemers en andere partners, met de focus op kennisdeling om deze tendens sneller verder te helpen. Op bedrijventerreinen onderzoeken we welk afval of welke restmaterialen er zijn. Bedrijven moedigen wij aan deze materialen met elkaar te delen en meer plek te maken voor opslag van herbruikbare materialen. Ditzelfde geldt voor reststromen in de energietransitie, zoals het uitwisselen van energie- en warmtestromen.
Bij toekomstige uitbreidingen van bedrijventerreinen houden we rekening met extra ruimtegebruik voor de circulariteitsopgaven van bedrijven. Verwacht wordt dat zij voor hun circulariteitsopgaven tot wel 30% extra ruimte nodig zullen hebben. Hier houden we bij toekomstige programmeringen van bedrijventerreinen rekening mee. We leggen dit vast in relevante beleidskaders wanneer hier duidelijke richtlijnen over bekend zijn en integreren dit in de omgevingsvisie. Het extra ruimtegebruik heeft effect op de beoogde kavelgrootte van bedrijven.
-
12.
We voldoen aan het geldende landelijke grondstoffenbeleid. Het restafval per inwoner is in 2030 gereduceerd tot 30 kg per jaar.
De doelstelling van de Rijksoverheid in 2020 was maximaal 100 kg restafval per inwoner per jaar, en 75% van het huishoudelijk afval gescheiden ingezameld; deze ambitie is in het VANG beleid 2016-2020 (Van Afval Naar Grondstof) ook door de gemeenteraad vastgesteld. In 2018 startte de gemeente met een andere manier van inzamelen. Grondstoffen worden zoveel mogelijk aan huis ingezameld, restafval moeten inwoners wegbrengen naar een ondergrondse container in de buurt (Omgekeerd Inzamelen). Met dit nieuwe afvalbeleid is al een flinke slag geslagen. Het aandeel fijn restafval is hiermee gedaald. De gemeente Steenbergen heeft echter, net zoals de meeste gemeenten in Nederland, de doelstelling van 100 kg nog niet gehaald.
De ambitie van de Rijksoverheid om in 2025 het restafval per inwoner te hebben gereduceerd tot 30 kg per jaar is voor de meeste gemeenten in Nederland nog geen haalbaar doel. Het is vooral een theoretische benadering gebleken die voor veel inwoners en huishoudens praktisch niet haalbaar blijkt. Echter, om inwoners te blijven motiveren zijn haalbare doelen noodzakelijk. In feite is de 30 kg doelstelling vervangen door het Uitvoeringsprogramma VANG huishoudelijk afval 2021-2025 van de Rijksoverheid. Daarbij is de doelstelling aangepast naar ‘preventie’, 'beter scheiden' en 'verbeteren van de kwaliteit van de ingezamelde afvalstromen’ om zo recycling te verbeteren. Helaas is dit minder concreet en minder SMART vergeleken met het nastreven van minder restafval. Fasegewijs werken we toe naar een volledig circulaire gemeente. Hiervoor is samenwerking met de gehele keten noodzakelijk.
Het huidige grondstoffenbeleid van de gemeente Steenbergen blijft leidend en we investeren in preventie, bewustwording, aankoopgedrag en gedragsverandering.
Ons duurzaamheidsprogramma draagt bij aan kennisdeling en campagnes over het grondstoffenbeleid, over het gemeentelijke afvalinzamelingsysteem en het belang van goede afvalscheiding en -verwerking. We blijven ons afval-educatieprogramma op scholen voortzetten.
We blijven investeren in betere inzameling en verwerking van huishoudelijk afval en houden de inzamelvoorzieningen op orde. We geven zelf het goede voorbeeld door bij de inrichting van de openbare ruimte gebruik te maken van zoveel mogelijk gerecycled en recyclebaar straatmeubilair en speeltoestellen, zoals in de Handboek Inrichting Openbare Ruimte (HIOR) is beschreven.
Aan de hand van innovatieve pilots en projecten zoeken we oplossingen en handvaten voor:
-
*
reduceren van voedselverspilling
-
*
reduceren van zwerfafval en afvaldumping
-
*
circulaire economie (o.a. door gebruik van circulaire, energiezuinige materialen in de openbare ruimte en in het gemeentelijk vastgoed).
KLIMAAT
Het klimaatbeleid richt zich op biodiversiteit en klimaatadaptatie. Een samenhangende aanpak is essentieel, omdat deze twee aspecten nauw met elkaar verbonden zijn.
Ruimtelijk gezien richten we ons op drie gebieden: het bebouwde gebied van onze kernen, het agrarische gebied en onze natuurgebieden. Ieder gebiedstype vereist een specifieke aanpak.
KLIMAATADAPTATIE & BIODIVERSITEIT
Onze aanpak voor klimaatadaptatie en biodiversiteit gaat hand in hand. Maatregelen die de biodiversiteit verbeteren (meer ruimte voor groen en water) verbeteren over het algemeen ook de klimaatadaptatie in een gebied. Denk bijvoorbeeld aan vermindering van hitte door schaduw van meer bomen, en de vermindering van wateroverlast doordat regenwater kan verdwijnen in de aarde. En bij maatregelen die klimaatadaptatie bevorderen kan biodiversiteit vaak meteen meegenomen worden, zoals bij een biodiverse inrichting van wadi's.
Het operationele doel 13 betreft dan ook beide programmathema’s Klimaatadaptatie en Biodiversiteit.
-
13.
We ontwikkelen een algemene beoordelingsmethodiek voor klimaatadaptatie en biodiversiteit
In 2023 startten we met een pilot in het project 'Vitale Vesting' (herontwikkelingsproject van de stadskern). We stelden klimaatlabels op, vergelijkbaar met energielabels, op gebieds-, wijk- of kernniveau. Het klimaatlabel geeft aan hoe een gebied ervoor staat op het gebied van wateroverlast, droogte, hitte en biodiversiteit.
In 2024 introduceren we dit systeem in de organisatie. De methodiek biedt handvaten om te komen tot beoordeling van het huidige label, en biedt inzicht in de maatregelen die nodig zijn om dit te verbeteren.
In de aanpak kijken we ook naar manieren hoe we inwoners, bedrijven en organisaties kunnen ondersteunen en stimuleren om ook particuliere eigendommen en percelen meer klimaatadaptief en biodivers te maken. Hierdoor ontstaat een gezamenlijke aanpak waarbij gemeente en andere partijen elkaar versterken. Daarnaast spelen inwoners, bedrijven en organisaties ook een belangrijke rol in de aanpak van de openbare ruimte en vindt hierover participatie plaats.
De komende periode starten we met het gebruik van deze methodiek in een of enkele proefprojecten. Het doel is verdere verfijningen en doorontwikkeling tot een generiek toepasbare methode voor alle (her)inrichtingsplannen, bruikbaar voor zowel de gemeente als andere initiatiefnemers.
Na de pilotfase bepaalt de gemeenteraad de minimale klimaatambitielabels per gebied (nieuwbouw, bestaande bouw, bedrijventerreinen en landelijk gebied) waar we naartoe werken. De werkwijze en ambities vormen de basis voor het klimaatbeleid en de verankering in andere beleidskaders.
KLIMAATADAPTATIE
Klimaatadaptatie (of klimaatbestendigheid) betekent letterlijk dat we ons aanpassen aan de veranderingen in het klimaat. Doordat het klimaat verandert, krijgen we vaker te maken met extreem weer, zoals hevige regenbuien, lange droogteperioden, hitte en een stijgende zeespiegel. Klimaatadaptatie houdt in dat we maatregelen nemen om de schade door deze veranderingen te beperken en om onze samenleving, natuur en economie beter bestand te maken tegen de gevolgen van het veranderende klimaat. De gevolgen van klimaatveranderingen zijn grofweg te verdelen in: hitte, wateroverlast, overstromingen, droogte en watertekort. Voorbeelden van klimaatadaptatie zijn het aanleggen van groene daken, het creëren van wateropvanggebieden om overstromingen te voorkomen, het planten van bomen voor verkoeling, en het bouwen van huizen die bestand zijn tegen extreme weersomstandigheden.
De gemeente Steenbergen werkt op het gebied van klimaatadaptatie samen met werkregio Water- en Klimaatkring West (WKW) om de ambities van het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie (DPRA) op regionaal niveau samen uit te werken. Het DPRA is een plan van Nederlandse overheden om wateroverlast, hittestress, droogte en de gevolgen van overstromingen te beperken. Samen met Arcadis is hiervoor in het Gemeentelijk Waterplan (GWP) opgesteld dat een duidelijke visie en ambitie geeft met algemeen geldende leidende principes. Dit plan is vooral gericht op de technische en financiële uitgangspunten en onderbouwing voor het water en rioleringssysteem.
Het GWP draagt bij aan de optimalisering van een klimaatadaptieve gemeente maar de problematiek is meer dan alleen wateroverlast door neerslag. In dit beleidskader kijken we breder naar de veranderopgave die nodig is. Alleen aanpassing van het rioolsysteem is onvoldoende om een klimaatadaptieve gemeente te worden.
Wat gaan we realiseren?
Onze uiteindelijke ambitie voor Steenbergen is een volledig klimaatbestendige inrichting in 2050, zodat we in staat zijn mee te veren met het natuurlijke systeem (klimaat).
Tot 2030 stellen we onszelf operationele doelen om stappen te zetten in de realisatie van deze ambitie. Daarbij richten wij ons op 5 opgaven met elk een eigen aanpak. Zoals beschreven onder doel 13. vereisen ook de drie ruimtelijke aandachtgebieden (bebouwd in de kernen, agrarisch en natuur) elk een eigen aanpak.
In deze aanpak laten wij ons leiden door de resultaten en aanbevelingen uit de klimaatstresstest. De klimaatstresstest doet uitspraken op gebieds-, buurt- en zelfs straatniveau over problemen op het gebied van wateroverlast, droogte, hittestress of overstromingsgevaar. Deze uitkomsten bepalen de acties die in een gebied opgepakt worden.
De operationele doelen 14 tot en met 17 betreffen het specifieke programmathema Klimaatadaptatie.
-
14.
De klimaatbestendigheid van onze kernen is in 2030 aanzienlijk verbeterd
De leefomgeving moet in alle zes de kernen aangepast worden om bestand te worden tegen de verandering van het klimaat. In alle kernen spelen de opgaven – in verschillende samenstelling en/of mate - rondom klimaatadaptatie. Dit betreft voornamelijk problemen met betrekking tot wateroverlast en hittestress. In een aantal gevallen is er een risico op schade door droogte.
We zetten daarom in op het creëren van meer groen en koelteplekken in elke kern om hittestress tegen te gaan. Prioriteit hebben de gebieden waar ook kwetsbare doelgroepen wonen of verblijven. Denk bijvoorbeeld aan kinderdagverblijven, speeltuinen en zorginstellingen.
-
•
Wateroverlast gaan wij tegen door het nemen van maatregelen die waterberging, infiltratie en afvoer van water bevorderen. De maatregelen die wateroverlast tegengaan zijn tegelijkertijd effectief om het grondwaterpeil stabiel te houden en daardoor droogte tegen te gaan. Dit is in lijn met het Gemeentelijk Waterplan.
-
•
Onze aanpak van hittestress is meer groen in de ruimte en voldoende schaduw- en koelteplekken creëren. Bij nieuwe ontwikkelingen kunnen wij in de stedenbouwkundige ontwerpen ook werken met windcorridors voor verkoeling. Wind over water kan tot wel 3 graden verkoeling bieden in stedelijk gebied.
De aanpak in de kernen richt zich enerzijds op particuliere eigendommen en anderzijds (met name) op de openbare ruimte. Hier speelt de gemeente een belangrijke rol.
Voor nieuwe ontwikkelingen en bouwprojecten denken we vooraf na over klimaatadaptatie en zorgen we voor een toekomstbestendige inrichting met meer ruimte voor water en natuur. Water en bodem zijn daarbij sturend en bepalend, bijvoorbeeld in de locatiekeuze van nieuwbouwwoningen.
Voor bestaande bebouwing laten we ons leiden door de resultaten uit de klimaatstresstest; hierin wordt duidelijke of en welke problematiek zich voordoet in een bepaald gebied, buurt of straat. Binnen de mogelijkheden van de bestaande situatie implementeren we maatregelen om het gebied maximaal klimaatbestendig te maken. Dit is een proces waarbij participatie van groot belang is.
We stimuleren inwoners, bedrijven en andere perceeleigenaren in de kernen om hun tuinen, percelen en/of daken te vergroenen (in combinatie met het afkoppelen van het riool). Dit doen wij bijvoorbeeld door het opzetten van een gemeentelijke subsidieregeling voor vergroening.
Daarnaast onderzoeken we mogelijkheden om particuliere initiatieven in de openbare ruimte te stimuleren en ondersteunen, bijvoorbeeld door adoptie van boomspiegels (het plantvak rondom een boom) door bewoners.
De gemeente heeft als grootste speler in de openbare ruimte veel invloed op de klimaatbestendigheid van een gebied. Onze verantwoordelijk pakken wij daarom voortvarend op.
-
*
In alle lopende (waar mogelijk binnen eventueel al gemaakt afspraken met derden) en geplande projecten nemen we de verbetering van klimaatadapatie mee als integrale opgave.
-
*
Voor een stevige verankering van de klimaatadaptatie ambities, nemen we deze opgave op in alle relevante beleidskaders, zoals de omgevingsvisie, het woningbouwbeleid en maatschappelijk vastgoed beleid.
-
15.
De klimaatbestendigheid in ons agrarisch gebied is in 2030 aanzienlijk verbeterd. We informeren de agrarische sector.
Het agrarische productielandschap van Steenbergen is een cruciale economische pijler. Agrariërs spelen een essentiële rol en hebben groot belang bij waterbeheer en -kwaliteit. Als gemeente blijven wij goed geïnformeerd over agrarische uitdagingen door samenwerking met ZLTO, het waterschap, de provincie, de Zuidwestelijke Delta en Waterpoort. Onze informerende, stimulerende en faciliterende rol in deze opgave vervullen wij met gerichte informatiestromen en door te fungeren als sparringpartner van agrariërs en andere initiatiefnemers in ons agrarisch gebied.
De opgave pakken we samen met agrariërs en andere partijen op. Onze rol daarin is met name informerend, stimulerend en faciliterend. Daarin laten we ons leiden door de uitkomsten en aanbevelingen uit de klimaatstresstest waarin uitspraak wordt gedaan over of en welke problematiek zich voordoet in een bepaald gebied; dit bepaald welke acties er nodig zijn om de klimaat adaptiviteit te verbeteren
Voor nieuwe ontwikkelingen in het agrarisch gebied denken we vooraf na over klimaatadaptatie en zorgen we voor een toekomstbestendige inrichting met meer ruimte voor water en natuur. Water en bodem zijn daarbij sturend en bepalend, bijvoorbeeld in de locatiekeuze van ontwikkelingen.
-
*
Onze informatierol vervullen wij actief. Wij informeren de agrarische sector over mogelijke consequenties en denken mee om deze sector voor te bereiden op een overstromingsscenario.
-
*
Bij bieden agrariërs en andere partijen in het agrarisch gebied ruimte voor klimaatadaptieve en waterrobuuste initiatieven, zoals slimme drainagesystemen, om o.a. wateroverlast tegen te gaan. In principe staan wij positief tegenover nieuwe drinkwaterwinning vanwege verwachte tekorten van drinkwater in de regio. We houden oog voor de belangen van direct betrokken agrarische ondernemingen en natuurgebieden.
-
*
Waterschap Brabantse Delta is primair trekker van het bereiken van de Kaderrichtlijn Water 1 Dit is een Europese richtlijn voor de kwaliteit van oppervlaktewater (water in rivieren en meren en kustwater) en de hoeveelheid en kwaliteit van het grondwater.. Wij ondersteunen deze richtlijn, zetten ons in om de waterkwaliteit te bevorderen en gaan hierover het gesprek aan met het waterschap en de sector. We onderzoeken hierbij hoe de gemeente kan bijdragen door middel van ruimtelijk beleid. Bijvoorbeeld ten aanzien van lozingen van vuil water op waterpartijen die zijn opgenomen in de Kaderrichtlijn Water.
-
*
In de opgave van droogte en verzilting trekken we samen op met het waterschap, onze buurgemeenten en de agrarische sector bij het in kaart brengen van de problematiek en het vinden van oplossingen. De opgave blijven wij monitoren.
Het klimaat adaptief maken van het agrarisch gebied en het oplossen van eventuele knelpunten (zoals benoemd in de klimaatstresstest) nemen we als integrale opgave mee in lopende (waar mogelijk binnen eventueel al gemaakt afspraken met derden)en geplande projecten. In het openbaar gebied heeft vooral de gemeente zelf de verantwoordelijkheid maatregelen te nemen tot klimaatadaptatie. Daarnaast verankeren we genoemde principes door integratie in relevante beleidskaders, waaronder de Omgevingsvisie/het Omgevingsplan en het HIOR.
-
16.
De klimaatbestendigheid van onze natuurgebieden is in 2030 aanzienlijk verbeterd. We informeren de inwoners en ondernemers over waterbewustzijn. We informeren sportvissers over loodvrije alternatieven.
Klimaatbestendige natuur betekent voor onze gemeente dat de waterkwaliteit op orde is, onze natuur bestand is tegen droogte en zo is ingericht dat een eventuele natuurbrand beperkt blijft.
We vergroten het waterbewustzijn van inwoners en ondernemers en bieden handelingsperspectief voor schoner water. We stimuleren sportvissers om loodvrije alternatieven toe te passen.
We pakken de opgave voortvarend op en verankeren deze in de organisatie door:
-
*
De genoemde uitdagingen binnen lopende (waar mogelijk binnen eventueel al gemaakt afspraken met derden) en geplande projecten actief op te pakken.
-
*
Proactieve sturing via de Omgevingsvisie op gewenst bodem- en watergebruik voor voldoende water van goede kwaliteit.
-
*
Onderzoek of een Omgevingsprogramma mogelijk is waarbij waterkwaliteit een thema is.
-
*
Bij de ontwikkeling van nieuwe natuurgebieden rekening te houden met (de kans op) natuurbranden en de preventie van grotere rampen door het overslaan van branden naar andere natuurgebieden. We overleggen ook met de brandweer welke maatregelen mogelijk en nodig zijn om te kunnen blussen.
-
17.
In 2030 hebben we de waterveiligheid van Dinteloord verbeterd en maatregelen genomen om eventuele gevolgschade te beperken. We adviseren en informeren de inwoners, organisaties en bedrijven van Dinteloord over overstromingsgevaar.
Dinteloord is gevoelig voor overstromingen. Dit komt door de ligging aan het Volkerak en als gevolg van zowel de stijging van de zeespiegel (op lange termijn) als de verhoogde rivierafvoer tijdens hevige regenval. De bescherming tegen overstromingen vanuit zee en rivieren is een taak van het Rijk.
Richting bewoners, organisaties, bedrijven en regionale partners hebben we een adviserende en informerende rol. Met name bij ontwikkelingen in gebieden die gevoelig zijn voor overstromingen pakken we deze rol actief op.
In Dinteloord speelt eenzelfde klimaatadaptatie opgave als in de andere kernen en het agrarisch gebied. De omvang en urgentie van de opgave is echter groter door het hogere risico. Als gemeente nemen we daarin ons deel van de verantwoordelijkheid. We zetten ons in om:
-
*
Gevolgschade bij overstromingen te zoveel mogelijk te beperken. Dit doen we door het nemen van passende klimaatadaptatie maatregelen, zoals verlagingen in het terrein om het water de juiste kant op te leiden, afsluitbare greppels en de capaciteit van het afwateringssysteem vergroten. Maatregelen om gevolgschade tegen te gaan, nemen wij integraal mee in lopende (waar mogelijk binnen eventueel al gemaakt afspraken met derden) en geplande (herstructurering)projecten en nieuwbouw. Dit borgen wij in beleidsregels en vertalen wij door naar relevante beleidskaders.
-
*
Bij te dragen aan een actueel calamiteitenplan bij overstroming. In het kader van de veiligheid is het actueel houden essentieel. Wij leveren hiervoor input en werken samen met de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant.
BIODIVERSITEIT
Biodiversiteit is alles wat leeft; de rijkdom aan soorten dieren, planten en micro-organismen die de aarde kent. Biodiversiteit is essentieel voor het ecologisch evenwicht en ondersteunt schone lucht, waterkwaliteit, bodemgezondheid en gewasbestuiving.
Biodiversiteit en welzijn
Biodiversiteit maakt de leefomgeving prettiger en aantrekkelijker. Groen en water in de leefomgeving kunnen aanzetten tot meer fysieke activiteit. Op die manier draagt dit bij aan het verminderen van overgewicht en daarmee samenhangende ziektes. Daarnaast kunnen ontspanning en activiteiten in het groen chronische stress en concentratieproblemen verminderen, met een positief effect op gezondheid en welzijn. Ook bevorderen meer groen en water in de leefomgeving mogelijkheden tot contact en sociale samenhang.
Biodiversiteit en economie
Veel sectoren in onze economie zijn afhankelijk van de variatie aan planten, dieren en insecten in de wereld, zeker de agrarische sector. Evenals bij klimaatadaptatie (m.b.t. de droogteproblematiek) hebben natuur en landbouw een gedeeld belang bij het herstel van de biodiversiteit. Wanneer de biodiversiteit achteruitgaat, staan ook ecosysteemdiensten – die voor de landbouw zelf van groot belang zijn – onder druk. Een goede biodiversiteit en een gezond ecosysteem dragen bij aan bestuiving en natuurlijke ziekte- en plaagbestrijding. Biodiversiteit zorgt voor vruchtbare bodems, weerbare gewassen en gezonde dieren.
Biodiversiteit en klimaatverandering
Biodiversiteit helpt mee bij het bestrijden van klimaatverandering én helpt bij het verminderen van de impact van de gevolgen van klimaatverandering en natuurrampen. Biodiversiteit staat echter ook onder druk dóór deze klimaatverandering, het verlies aan habitat door verandering van landgebruik, invasieve exoten en vervuiling. Op dit moment veranderen de omstandigheden op aarde zo snel, dat de natuur zichzelf niet kan aanpassen en herstellen.
Wat gaan we realiseren?
Biodiversiteit verbeteren vereist voldoende ruimte voor de natuur. In onze ambitie volgen we de landelijke koers: in 2050 willen we een natuurinclusieve gemeente zijn, waar robuuste en diverse natuur deel uitmaakt van onze leefomgeving.
We spreken van natuurinclusief wanneer er (bewust) ruimte voor biodiversiteit wordt gecreëerd, zodat meer diverse planten- en diersoorten levenskansen krijgen. We streven naar een samenleving waarin natuur wordt gekoesterd en waar wordt geleefd in harmonie met de omgeving. Onze focus is een gebied dat bestaat uit een veerkrachtig groenblauw netwerk, zowel binnen de kernen als in de landelijke- en natuurgebieden. Dit netwerk faciliteert de uitwisseling van soorten, wat cruciaal is voor (herstel van) het ecosysteem 2Een systeem dat uit het geheel van dieren en planten bestaat die in een bepaald gebied voorkomen. en biodiversiteit. Deze aanpak sluit aan op de Basiskwaliteit Natuur3 De set van condities die nodig is om algemene soorten algemeen te laten zijn, blijven of worden. Het is de minimale kwaliteit van het leefgebied van soorten die nodig is. waarmee de landelijke overheid de komende jaren inzet op biodiversiteitsherstel.
De gemeente neemt een leidende rol in de bescherming en het behalen van deze ambitie. In de komende periode tot 2030 zetten we aan de hand van onderstaande operationele doelen belangrijke stappen voor elk van de 3 ruimtelijke aandachtsgebieden: de kernen, het landelijk gebied en de natuurgebieden.
De operationele doelen 18 tot en met 20 betreffen het specifieke programmathema Biodiversiteit.
-
18.
Er is in 2030 meer ruimte voor de natuur in onze kernen; deze zijn meer natuurinclusief
Onze dorpen en steden bieden ons veel kansen om de natuur te helpen en biodiversiteit te verbeteren. Hierbij kunnen wij grote en kleine acties verrichten. Dit gaat over de aanpak van onze huizen, bedrijventerreinen en de bijbehorende infrastructuur. We zorgen ervoor dat plekken met veel planten en bomen zo blijven en biodiverser worden. Plekken zonder veel groen maken we groener . Daarnaast besteden wij aandacht aan de vestiging en ondersteuning van bepaalde diersoorten. Zo nemen we gericht maatregelen waardoor dieren die in onze gebouwen leven, zoals vleermuizen, huismussen en gierzwaluwen, in onze kernen kunnen blijven leven. Ook wanneer gebouwen verduurzaamd worden.
Bij het natuurinclusief maken van de kernen speelt de openbare ruimte een belangrijke rol. Na de landbouw is de openbare ruimte de grootste grondgebruiker in Nederland. Voor het herstel van biodiversiteit zijn de inrichting en het beheer van deze ruimte van groot belang. De gemeente heeft hierin een centrale rol.
We geven voorlichting over biodiversiteit en stimuleren vergroening van tuinen, daken en gevels. Dit doen we gemeente breed maar ook doelgericht op specifieke gebieden zoals sterk versteende wijken of in de nabijheid van bepaalde doelgroepen. Dit is gekoppeld aan projecten in de openbare ruimte. Waardoor de aanpak van particuliere eigendommen en openbaar gebied elkaar versterken. We doen dit bijvoorbeeld door het instellen van een gemeentelijke subsidieregeling voor vergroening en het ondersteunen van buurt- en collectieve initiatieven.
Binnen onze eigen organisatie en werkzaamheden werken we aan deze doelstelling door:
-
*
Het verbeteren van de inrichting van de openbare ruimte: we laten meer ruimte voor groen en blauw. Hierin zijn al stappen gezet, bijvoorbeeld met de 75 m2 groennorm per woning in het HIOR. Deze trend zetten we voort. We actualiseren het bomenbeleid om de bijdrage van boomkroonvolumes, aan het oplossen van uitdagingen op het gebied van klimaat, biodiversiteit en leefbaarheid veilig te stellen.
-
*
Met het beheer van de openbare ruimte te zorgen dat we de biodiversiteit niet verstoren maar ondersteunen en versterken. Met de invoering van het ecologisch maaibeheer hebben we hier al stappen in gezet; met op dit moment 133 ha.
-
*
Biodiversiteitsverbetering als prioriteit mee te nemen in alle lopende (waar mogelijk binnen eventueel al gemaakt afspraken met derden) en geplande projecten.
-
*
Criteria op het gebied van biodiversiteit stevig te verankeren in alle relevante beleidskaders en werkwijzen.
-
19.
Er is in 2030 meer ruimte voor de natuur in ons agrarisch gebied; het agrarisch gebied is meer natuurinclusief
Landbouw is een cruciale partner voor biodiversiteitsherstel. Dit blijkt al uit initiatieven van de Agrarische Natuurvereniging zoals natuurinclusieve akkerranden, vogelakkers, patrijzenranden en keverbanken in onze gemeente.
In de komende periode gaan we door met deze ontwikkelingen. Samen met natuurorganisaties, de agrarische sector en andere betrokken partijen. Bijvoorbeeld in samenwerkingsverbanden, zoals Groene Cirkel of het IBP Vitaal Platteland, zetten we verdere stappen tot verbetering en herstel van de biodiversiteit. Hierbij is het belangrijk oog te hebben voor de inpasbaarheid van maatregelen binnen de bedrijfsvoering van agrariërs.
De gemeente stelt zich coöperatief en faciliterend op waar het gaat om initiatieven van agrariërs die gericht zijn op herstel van biodiversiteit; dit verankeren we in relevante beleidskaders. We nemen biodiversiteitsherstel en -bevordering mee in lopende (waar mogelijk binnen eventueel al gemaakt afspraken met derden) en geplande gemeentelijke projecten in het agrarisch gebied. We zetten het ecologisch maaibeheer voort en breiden het zoveel uit,
-
20.
IN 2030 hebben we grote stappen gezet in de realisatie van natuurnetwerken in het buitengebied
Zowel binnen als buiten onze natuurgebieden vinden we diverse plant- en diersoorten, waaronder algemene soorten en beschermde en bedreigde Rode Lijst-soorten. De verspreiding van deze soorten varieert sterk binnen onze gemeente. Met name de extensief (beperkt) beheerde dijken, het Schelde-Rijnkanaalgebied, landgoed Dassenberg en Oudland dragen positief bij aan biodiversiteit. Echter, de isolatie van soorten in afzonderlijke gebieden maakt ze kwetsbaarder. Het behoud van botanische dijken die een belangrijke functie hebben voor flora, fauna en biodiversiteit, en de verbinding tussen deze dijken en natuurgebieden, zijn daarom essentieel. Een groenblauw netwerk over de gehele gemeente bevordert biodiversiteitsherstel en -groei.
De komende jaren is onze inzet erop gericht om de bestaande natuur in het buitengebied (zoals Oudland, Slikken van de Heen, Dintelse Gorzen, Cruyslandse Kreken) te behouden en te versterken door:
-
*
Verbetering van de kwaliteit.
-
*
Verbinden van de natuur- en bosgebieden door middel van landschapselementen en groenstructuren (erven, dijken, bermen, overhoekjes, et cetera).
-
*
Een gezamenlijke aanpak voor de inzet van een cluster (gebieden) van dijken voor biodiversiteitsherstel. Dit doen we door deelname aan het programma Rijke Dijken van de Delta.
De gemeente en de provincie nemen al jaren deel aan regelingen die particulier landschapselementenbeheer stimuleren, zoals momenteel de Stimuleringsregeling Landschap4 Een regeling van provincie, gemeenten en waterschappen in Noord-Brabant om landschapsbeheer door particuliere grondeigenaren te stimuleren. en ErvenPlus5 Een project van Brabants Landschap, Orbis, Brabantse gemeenten en natuurverenigingen. Met beplanting, nestkasten en zaadmengsels wordt gezorgd voor meer voedsel en nestplaatsen op boerenerven voor soorten zoals zwaluw, mus, uil en vleermuis. Deze landschapselementen maken deel uit van het natuurnetwerk in het buitengebied.
Herstel, versterken en uitbreiden van natuurnetwerken ter bevordering van biodiversiteit nemen wij mee in lopende(waar mogelijk binnen eventueel al gemaakt afspraken met derden)en geplande gemeentelijke projecten. Daarnaast verankeren we criteria in relevante beleidskaders en werkwijzen.
Deel III HOE gaan we onze doelen realiseren
PROGRAMMA DUURZAAMHEID
De verduurzamingsopgave is veelomvattend en veel verschillende partijen spelen hierin een rol. Wat als een paal boven water staat, is dat de gemeentelijke rol hierin groot is. Ons handelen heeft veel impact op de verduurzaming van onze gemeente; we zijn niet alleen een voorbeeld, maar ook een integraal onderdeel van de oplossing.
Onze opgaven als organisatie zijn duidelijk en richten zich op 3 aspecten:
-
1)
Inspireren, faciliteren en betrekken: we zetten ons in om extra projecten en acties te initiëren die veranderingen op het gebied van duurzaamheid in de samenleving stimuleren en ondersteunen. Hiervoor richten we ons op onze inwoners, bedrijven en externe partners. Hieronder valt ook de uitvoering van diverse landelijke regelingen gericht op de energietransitie en energiearmoede. Het betreft werkzaamheden die de gemeente ”extra” doet, bovenop reguliere werkzaamheden.
-
2)
Verduurzaming als interne opgave: we nemen onze eigen verduurzamingsopgave serieus en zetten actief stappen om als organisatie duurzamer te worden. Onze gemeentelijke gebouwen en maatschappelijk vastgoed verduurzamen wij en onze facilitaire organisatie (alle organisatie ondersteunende diensten) en manier van werken passen wij aan. We hebben hierin ook een voorbeeldfunctie en willen die graag invullen en uitdragen.
-
3)
Verduurzaming van reguliere werkzaamheden: ons dagelijks handelen beïnvloedt onze omgeving en de samenleving. Onze duurzaamheidsambities vertalen we om die reden naar alle relevante beleidsterreinen. We integreren ze in onze dagelijkse praktijk en reguliere werkzaamheden.
Deze omvangrijke veranderopgave overstijgt de capaciteit van één team of individu binnen onze organisatie. Duurzaamheid raakt nagenoeg alle beleidsterreinen, waaronder bijvoorbeeld de bouw van duurzamere woningen, de inrichting en het onderhoud van de openbare ruimte, en het stellen van duurzaamheidseisen aan evenementen, horeca en scholen. We staan voor een collectieve uitdaging die een integrale aanpak vereist.
Om onze ambities te realiseren, maken we een programma met een duidelijke verdeling. Hieruit blijkt wie, waarvoor verantwoordelijk is, en zorgen we dat alles op de juiste plek wordt geregeld. Het beleidskader DuurSAMEN vormt de beleidsmatige 'paraplu' waar het programma uitvoering aan geeft.
Programmalijn 1
In Programmalijn 1 richten we ons op extra werkzaamheden om acties en projecten in de samenleving op het gebied van energie, circulariteit, klimaatadaptatie en biodiversiteit te stimuleren. Hierbij voeren we ook de regelingen en opgaven uit die vanuit het Rijk komen, zoals de uitvoering van de Transitievisie Warmte, Klimaatstresstest, aanpak energiearmoede en het klimaatakkoord, inclusief onze deelname aan de RES. Deze taken zijn relatief nieuw voor gemeenten, maar essentieel voor een duurzame toekomst.
Binnen programmalijn 1 organiseren we inhoudelijke expertise op het gebied van de vier programmathema’s waarmee we niet alleen effectief externe projecten en acties kunnen uitzetten, maar ook intern de verandering naar een duurzame organisatie kunnen ondersteunen met kennis en menskracht. Daarnaast organiseren we algemene ondersteuning op het thema duurzaamheid en op communicatie om de gemeentelijke organisatie te ondersteunen.
Programmalijn 2
Dagelijks is de gemeente initiatiefnemer of betrokkene bij het ontstaan, faciliteren en/of uitvoeren van projecten die raakvlakken hebben met duurzaamheid. We maken afspraken met externe partijen, onderhouden de openbare ruimte en maatschappelijk vastgoed en dragen bij aan de realisatie van nieuwe duurzame woningen en nog veel meer. Dit zijn activiteiten waar de gemeente voortaan met een “duurzame bril” naar wil en moet kijken. We breken met traditionele manieren van werken die niet aansluiten bij de ambities op het gebied van duurzaamheid en daarmee niet passen in een toekomstbestendige leefomgeving. Als gemeentelijke organisatie geven we het goede voorbeeld en zijn we onderdeel van de oplossing.
Binnen programmalijn 2 pakken we de verduurzaming van ons handelen en onze organisatie op aan de hand van de volgende overkoepelende acties:
-
•
Per direct nemen we onze duurzaamheidsambities mee in lopende (waar mogelijk binnen eventueel al gemaakt afspraken met derden) en geplande projecten:Wat we doen, doen we goed!
-
°
In aanloop naar de verankering van ons duurzaamheidsbeleid in alle beleidskaders en werkwijzen, en in afwachting van de klimaatlabels voor biodiversiteit en klimaatadaptatie, introduceren we de 'Duurzaamheidstafel'. Hier beoordelen we alle gemeentelijke projecten en werkzaamheden aan de hand van tijdelijke toetsingscriteria. De 'Duurzaamheidstafel' geeft advies, gesteund door interne en externe expertise, op basis van de toetsingscriteria voor:
-
•
Energie: 55%-100% energieneutraal waar mogelijk (verbetering waar mogelijk zoals vervanging lantaarnpalen bij openbare projecten)
-
•
Circulair: maatwerk - wanneer MVIO getekend dan aansluitend
-
•
Klimaat: maatwerk aan de hand van klimaatlabels kijken wat maximaal mogelijk is in het betreffende gebied
-
•
-
°
We herzien de structuur van onze adviesnota's, zodat we vanuit iedere ontwikkeling een concrete bijdrage vragen op het gebied van energie, circulariteit, klimaatadaptatie en biodiversiteit.
-
°
We onderzoeken de mogelijkheid tot deelname aan het kwaliteitsteam (team van experts die adviezen vooraf toetst op kwaliteit vanuit juridisch en financieel oogpunt). Zo stimuleren we de organisatie na te denken over hoe projecten en ontwikkelingen bijdragen aan verduurzaming.
-
°
-
•
We verankeren onze duurzaamheidsambitie in alle relevante werkvelden zodat duurzaamheid integraal onderdeel uit gaat maken van onze manier van werken.In de komende jaren werken we aan ‘verduurzaming’ van al onze werkvelden. We vertalen ambities naar beleidskaders en werkwijzen om onze impact te versterken. Dit dwingt ons ook mogelijkheden om bij te dragen aan een duurzame toekomst breed te onderzoeken. Deze ontwikkeling ondersteunen we door het:
-
°
Vergroten van bewustwording en kennis van medewerkers
-
°
Inzetten van expertise uit programmalijn 1
-
°
Verantwoordelijkheid en aansturing van deze transitie te beleggen binnen de reguliere (lijn)organisatieDe verduurzaming van onze werkvelden voeren we geleidelijk door, waarbij we aansluiten op bestaande ontwikkelingen, actualisaties en herijkingen. Belangrijke beleidskaders zijn bijvoorbeeld: omgevingsvisie, inkoop, nieuwbouw en mobiliteit.
-
°
-
•
De gemeentelijke organisatie voldoet in 2030 aan haar eigen gestelde doelen op het gebied van energie, circulariteit, klimaatadaptatie en biodiversiteit.Net zoals andere organisaties moet ook de gemeente verduurzamen. Wij sluiten waar mogelijk aan bij bestaande planningen en ontwikkelingen. Daarnaast verrichten wij andere activiteiten zoals uitgewerkt in onze operationele doelen. Dit betreft o.a. verduurzaming van maatschappelijk vastgoed, verduurzaming gemeentelijk wagenpark en materieel.
Deze acties en de veranderopgave die daarmee op gang gebracht wordt, is een verantwoordelijkheid van de gehele (reguliere) organisatie. Extra inzet van mensen in de reguliere organisatie is hiervoor niet nodig omdat we in de aanpak nadrukkelijk aansluiten bij lopende (waar mogelijk binnen eventueel al gemaakt afspraken met derden) en geplande ontwikkelingen. Er ligt wel een nadrukkelijke opdracht aan het management om als ‘verandermanager’ binnen hun afdeling op te treden en de veranderopgave aan te jagen. Vanuit programmalijn 1 (Team Duurzaamheid) wordt hierbij ondersteuning gegeven.
Financiën
De uitvoering van de werkzaamheden uit programmalijn 1 worden grotendeels gefinancierd vanuit landelijke budgetten (CDOKE, SPUK NIP, SPUK Energiearmoede, SPUK SMP) ) en duurzaamheidsbudgetten.
De financiën voor programmalijn 2 vallen binnen de reguliere begroting van de betreffende werkvelden. Beschikbare budgetten zijn niet altijd voldoende om de reguliere werkzaamheden op een duurzame manier uit te voeren.
Daar gaan wij op twee manieren mee om:
-
*
We houden rekening met door te voeren duurzaamheidsmaatregelen in investeringsplannen. Wanneer het budget onvoldoende is, kan er minder gedaan worden.
-
*
Wanneer minder doen of uitstellen niet mogelijk is (bijvoorbeeld bij verduurzaming van het wagenpark), stellen wij voor om stap voor stap en in de tijd met de P&C producties (perspectiefnota, begroting en tussenrapportage) de benodigde middelen te reserveren. Zo voorkomen we dat te ambitieus begroot wordt en middelen worden gereserveerd die ook voor andere financiële vraagstukken nodig zijn. Het uitgangspunt is reëel begroten.
Uitvoeringsprogramma DuurSAMEN
Dit beleidskader wordt uitgevoerd aan de hand van een uitvoeringsprogramma gericht op de vier programmathema’s. Hierin worden de projecten en activiteiten opgenomen die bijdragen aan de realisatie van de gestelde doelen.
Het uitvoeringsprogramma wordt voor kortere perioden opgesteld dan de looptijd van het beleidskader, namelijk voor de periode:
-
•
2024-2026;
-
•
2027-2028, en;
-
•
2029-2030.
Door monitoring en rapportage op voortgang van de projecten en de effecten, kunnen eventueel keuzes gemaakt worden om de uitvoering tussentijds bij te stellen.
Communicatiestrategie DuurSAMEN
Kernboodschap
De zonsondergang boven het Schelde-Rijnkanaal. Een ijsvogel die de Steenbergse Vliet oversteekt. Reeën in de laaghangende mist tussen de Boomvaart en het Krabbenbos. Paarden die draven langs de Tuimelaarskreek. Of het uitzicht vanaf de sluis van het Benedensas over de Slikken van De Heen en de Dintelse Gorzen naar het Volkerak. Het is duidelijk: de gemeente Steenbergen is de groenblauwe parel van West-Brabant.
Dat willen we zo houden. Nu en in de toekomst. Daarom willen we samen de verandering van het klimaat en de achteruitgang van onze mooie natuur tegengaan. We willen ons tegelijkertijd aanpassen aan een veranderend klimaat, om overlast thuis of in de buurt te voorkomen en een prettige en veilige leefomgeving te garanderen.
We doen al veel goede dingen, maar er is meer actie nodig om te zorgen dat we onze gemeente leefbaar houden voor onze en toekomstige generaties. Iedereen heeft hierin een belangrijke rol; de gemeentelijke organisatie zet zich hier dagelijks voor in, maar het is onmogelijk zonder onze inwoners en ondernemers. Elke kleine stap draagt bij aan een positieve verandering, en samen maken we het verschil voor een leefbare omgeving. Dat doen we door allemaal te verduurzamen. Willen we dat doen, dan is een (kleine) investering in tijd of geld in de meeste gevallen nodig. Toch levert het meer op dan dat het kost. Want niks doen kost vroeger of later ook geld. Bijvoorbeeld door een hogere energierekening, schade door wateroverlast of schade door extreem weer. Er zijn veel hulpmiddelen om gemakkelijker en goedkoper te verduurzamen. Daarnaast heeft een investering in duurzaamheid positieve effecten op de portemonnee, de woning, de omgeving en het welzijn.
Nu is het moment. Samen zorgen we dat Steenbergen onze groenblauwe parel blijft!
Ambitie
In 2030 heeft deze communicatiestrategie bijgedragen aan het bewustzijn van alle inwoners, ondernemers, stakeholders en de interne organisatie van de gemeente. Het handelingsperspectief is duidelijk.
De externe doelgroepen waar we ons op focussen hebben, mede door onze communicatie, in 2030 al actie ondernomen om duurzamer te doen en te leven. Deze doelgroep toont eigenaarschap.
De gehele interne organisatie van de gemeente neemt verantwoordelijkheid en integreert duurzaamheid in haar werkzaamheden ter realisatie van de doelen voor 2030.
De doelgroepen waar onze focus niet op ligt, hebben ook een steentje bijgedragen aan het verduurzamen van de gemeente en staan positiever tegenover de duurzaamheidsopgave.
Doelgroepen:
Intern
-
•
We maken gebruik van ambassadeurs binnen de gemeentelijke organisatie.
-
•
We richten onze communicatie op afdelingen die een belangrijke (uitvoerende) opgave hebben in onze duurzaamheidsambitie, zoals beschreven in het beleidskader. We voeren inhoudelijke gesprekken met deze afdelingen.
-
•
We informeren intern ondersteunende afdelingen en sturen aan.
Extern
Externe doelgroepen hebben we opgedeeld in de volgende rollen: Beïnvloeders | Gebruikers of afnemers | Toeleveranciers of uitvoerders | Beslissers. Deze doelgroepen kunnen meeweten, meedenken, meewerken of meebepalen.
-
•
We richten onze communicatie op de beïnvloeders en de gebruikers en afnemers. Deze doelgroep betrekken we actief. Groepen die meebepalen, meewerken en meedenken hebben prioriteit in onze communicatie. Minder focus ligt op de doelgroepen die meeweten.
-
•
Met de toeleveranciers of uitvoerders zijn er warme contacten: we betrekken ze waar nodig en staan vanuit het reguliere werk al in goed contact.
-
•
In relatie tot de beslissers hebben we een uitvoerende en signalerende rol. De communicatieopgave is hier minder relevant.
Framing
-
•
We kiezen in alle projecten voor woorden die direct een positieve associatie oproepen
-
•
We vermijden waar mogelijk moeilijkere, Engelse en technische termen
-
•
We gebruiken het verhaal en de woorden van de mensen die het gewenste gedrag ook daadwerkelijk laten zien
-
•
We kiezen altijd voor invalshoeken die herkenbaar zijn en dichtbij komen
Uitgangspunten:
We gebruiken onderstaande uitgangspunten in onze communicatie. Deze punten bieden de basis van alle communicatieplannen.
-
•
We bieden handelingsperspectief
-
•
We communiceren in heldere taal
-
•
We gebruiken creatieve communicatie
-
•
We geven het goede voorbeeld
-
•
We gebruiken andere afzenders
-
•
We belichten beide kanten
PARTICIPATIE
Met participatie wordt bedoeld: een proces waarbij inwoners, organisaties en bedrijven invloed uitoefenen op collectieve vraagstukken, beslissingen en ontwikkelingen die hen aangaan. De gemeente heeft in 2023 het participatiebeleid vastgesteld. Het versterken van de samenwerking met inwoners, bedrijven en organisaties staat hoog op de agenda van de gemeente Steenbergen.
Ook – of misschien wel JUIST - in de duurzaamheidsopgave is participatie van groot belang. De complexiteit en reikwijdte van de opgave en de vele onzekerheden maakt het belang van samenwerking, draagvlak en kennisdeling alleen maar groter: samen weten we veel meer.
De ambitie 2050 en DuurSAMEN 2030
Het beleidskader DuurSAMEN geeft de gemeentelijke ambitie voor 2050, en legt een focus op de operationele doelen tot 2030 op het gebied van duurzaamheid. Dit geeft ons richting en houvast in waar we naartoe willen werken en wat we in 2030 bereikt willen hebben. Hoe we dat gaan doen is nog lang niet altijd helemaal duidelijk. Het einddoel is bekend; de weg ernaartoe leggen we samen af.
Wat we wel weten is dat we met de samenleving in gesprek moeten en willen. De verduurzamingsopgave is omvangrijk en raakt iedereen. Binnen dit proces willen we daarom als informeren en geïnformeerd worden, willen we advies geven en advies vragen, en willen we samen tot een gedragen aanpak komen. We gaan ervanuit dat de kennis en ervaring van de gemeenschap kan bijdragen aan de kwaliteit van de opgave die voorligt en daarmee aan de kwaliteit van de besluitvorming.
Zo participeren wij
Op de inhoud van het beleidskader en het bepalen van onze lange termijn ambitie en tussentijdse doelen participeren we niet; dit zijn de ambities van het Rijk, doorvertaald naar de gemeente. Zoals de naam van het beleidskader (DuurSAMEN) echter al aangeeft, hebben we iedereen nodig om onze doelen en ambitie te kunnen realiseren. Hiervoor is participatie nodig.
In de uitvoeringsfase participeren we op twee niveaus:
-
1.
Op overkoepelend niveau:We gaan met inhoudelijke stakeholders en belanghebbenden (denk aan organisaties zoals ZLTO, Natuurmonumenten, Stadlander en de nog op te richten Duurzame Denktank) in gesprek over hoe we onze ambitie en tussentijdse doelen kunnen realiseren. we denken dan bijvoorbeeld aan:
-
°
Het organiseren van brede thematafels: deze tafels komen structureel bij elkaar op basis van onderwerpen vallend binnen het kennis-/interesseveld van de deelnemers. Ook zijn gedeelde thematafels mogelijk ter bevordering van de integrale aanpak.
-
°
Het opzetten van of aansluiten bij een platform voor kennisdeling, voor inwoners en professionals.
-
°
-
2.
Op project en activiteiten niveauIn de realisatie van de operationele doelen uit DuurSAMEN 2030 en de uitvoering van ondersteunende projecten, is participatie ook van groot belang. Om een niveau van participatiemethode te kiezen, maken we gebruik van de participatieladder.Het niveau van participatie binnen de verschillende projecten uit het programma kan uiteenlopend zijn. Kijkend naar de participatieladder verwachten we dat we op bepaalde projecten participeren op het niveau informeren (vooral vanuit communicatieperspectief) tot aan het niveau coproduceren/ samenwerken. Ieder duurzaamheidsproject vraagt maatwerk van participatie. Daar waar nodig voeren we hele gerichte participatie uit; gericht op inwoners, organisaties en bedrijven die direct impact ondervinden van plannen en projecten. In algemene zin zetten we participatie tools in zoals digitale instrumenten waarmee op een laagdrempelige manier inwoners en andere belanghebbenden bij onderwerpen betrokken kunnen worden (bijvoorbeeld door het uitzetten van korte enquêtes, het interactief betrekken van deelnemers aan participatiebijeenkomsten of tijdens een bezoek aan kernen.)
Voor de inrichting van het participatieproces nemen we bij ieder project vijf stappen:
KOPPELINGEN
Het college heeft Duurzaamheid benoemd tot één van de college prioriteiten. Daarnaast wordt de gemeentelijke organisatie gekenmerkt door een breed scala aan beleidsterreinen, reguliere werkzaamheden en ontwikkelingen.
Duurzaamheid op zichzelf is niets, dan wel een manier van denken en handelen die nodig is om als samenleving toekomstbestendig te worden en blijven. Pas in verbinding met andere werkvelden krijgt duurzaamheid betekenis; duurzame woningbouw, duurzaam vervoer, duurzame inkoop, duurzame gebiedsontwikkeling, duurzame bedrijventerreinen et cetera. Duurzaamheid is als het ware een satéprikker die door alles heen loopt, of de marinade waarmee alles een duurzame “smaak” krijgt.
Dat hierbij ook andere belangen dan die van een toekomstbestendige samenleving een rol kunnen spelen bij het maken van afwegingen is denkbaar. Echter, alleen wanneer duurzaam denken en doen binnen alle beleidsvelden wordt omarmd, kan toegewerkt worden naar een Steenbergen dat ook voor toekomstige generaties leefbaar is.