Officiele publicatie
Beleidsregels tegemoetkoming kosten kinderopvang Sociaal Medische Indicatie Steenbergen 2021
Artikel 1. Begrippen
1.In de regeling wordt verstaan onder:
-
a.
wet: de Participatiewet;.
-
b.
inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 31 en 32 van de Participatiewet;
-
c.
vermogen: het vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet;
-
d.
kostendelersnorm: het delen van de woonlasten met een of meerdere personen van 21 jaar of ouder. Uitzonderingen daargelaten betekent dat hoe meer personen vanaf 21 jaar in de woning verblijven hoe lager de uitkering is
-
e.
draagkracht: het deel van het vermogen en inkomen dat in aanmerking wordt genomen bij de beoordeling van de aanvraag om een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 8 van deze regeling
-
f.
kind: kind in de leeftijd 0 t/m 12 jaar oud
Artikel 2. Doelgroep Sociaal Medische Indicatie
1.Dit artikel is van toepassing op ouders en/of wettelijke verzorgers;
-
a.
met een lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperking van wie is vastgesteld dat een of meer van deze beperkingen opvang van hun kind of kinderen noodzakelijk maken, of
-
b.
met een kind ten aanzien van wie is vastgesteld dat kinderopvang vanwege sociale of medische omstandigheden voor dat kind noodzakelijk is.
Artikel 3. Tegemoetkoming
1.Voor de tegemoetkoming komen maximaal 8 dagdelen per week in aanmerking.
2.Volledige tegemoetkoming is uitsluitend mogelijk voor ouders met een inkomen tot 120% van de vergelijkbare kostendelersnorm.
3.Voor bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming wordt uitgegaan van de uurtarieven die door de kinderopvang instellingen worden gehanteerd.
Artikel 4. Duur van de tegemoetkoming
1.In beginsel bestaat er recht op een tegemoetkoming voor de periode van maximaal 6 maanden.
2.Deze periode kan, op basis van een nieuwe aanvraag SMI met een nieuw onafhankelijk advies, 2 maal verlengd worden met maximaal 6 maanden per periode.
3.Het college kan besluiten de tegemoetkoming met terugwerkende kracht van 1 maand toe te kennen.
Artikel 5. Voorliggende voorzieningen
1.Het college weigert de tegemoetkoming indien er sprake is van een voorliggende voorziening.
2.Wanneer aanvrager tot de doelgroep behoort en de voorliggende voorziening niet toereikend is in de behoefte, is het mogelijk de tegemoetkoming toe te kennen als aanvulling.
3.Tot een voorliggende voorziening wordt in ieder geval gerekend:
-
a.
de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen
-
b.
een vergoeding op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning
-
c.
een vergoeding op grond van de Wet langdurige zorg
-
d.
de mogelijkheid voor informele opvang
-
e.
een bijdrage van de werkgever
Artikel 6. Aanvraag
1.De aanvraag wordt ingediend bij de ISD Brabantse Wal met een daartoe, door het college vastgesteld aanvraagformulier.
2.De aanvraag dient voorzien te zijn van de door het college gevraagde bewijsstukken die op het aanvraagformulier staan vermeld.
3.Alvorens te besluiten, wint het college voor de vaststelling van de noodzaak van kinderopvang advies in bij onafhankelijk adviesorgaan als bedoeld in artikel 7 van deze regeling. Het advies bevat de volgende elementen:
-
a.
aantal noodzakelijke uren (per dag en verwachte duur);
-
b.
beschrijving van de noodzaak voor de opvang;
-
c.
informatie van betrokken of doorverwijzende instanties of instellingen
Artikel 7: Onafhankelijk Advies
1.Het besluit tot noodzaak van de tegemoetkoming, dient gebaseerd te zijn op een advies of afgegeven indicatie van een onafhankelijke instantie. Daartoe wordt in ieder geval gerekend:
-
a.
het Centrum voor Jeugd en Gezin
-
b.
een onafhankelijk medische beoordelaar of de GGD
Een formele medische beoordeling door een onafhankelijke medische beoordelaar is geen noodzakelijke voorwaarde, indien het college in individuele gevallen, aan de hand van eigen waarneming, reeds bij het college aanwezige gegevens, of door de belanghebbende verstrekte gegevens, zelf in staat is te beoordelen of iemand in aanmerking komt voor de tegemoetkoming.
Artikel 8. Middelen, vermogen en draagkracht
1.Tot het inkomen wordt gerekend alle inkomsten zoals bedoeld in artikel 31 en 32 van de Participatiewet.
-
a.
Als maandinkomen wordt in aanmerking genomen het inkomen over de maand voorafgaande aan de maand van de aanvraag.
-
b.
Bij wisselende inkomsten wordt voor het vaststellen van het maandinkomen het gemiddelde genomen van het inkomen over de maand voorafgaande aan de maand van de aanvraag alsmede de onmiddellijk daaraan voorafgaande twee maanden.
Als het eigen vermogen meer bedraagt dan de bedragen genoemd in artikel 34 Participatiewet, bestaat er geen recht op een tegemoetkoming.
3.Draagkrachtruimte en draagkrachtpercentage
-
a.
De draagkrachtruimte is het gedeelte van het inkomen, dat meer bedraagt dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm, inclusief vakantiegeld.
-
b.
De draagkracht wordt gevormd door een percentage van de draagkrachtruimte.
-
c.
De draagkracht als bedoeld in het vorige lid bedraagt:
-
1.
0 % van de draagkrachtruimte tot en met 120 % van de geldende kostendelersnorm;
-
2.
50 % van de draagkrachtruimte van 120,001 % tot en met 150 % van de geldende kostendelersnorm;
-
3.
100 % van de draagkrachtruimte over meer dan 150 % van de geldende kostendelersnorm.
-
1.
Artikel 9. Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere niet voorziene gevallen afwijken van hetgeen in deze regeling is bepaald, indien van toepassing van deze regeling tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 10. Overgangsrecht
De belanghebbende die op de dag voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van deze regels een periodieke tegemoetkoming ontvangt, maar door deze nieuwe beleidsregels niet meer (volledig) in aanmerking komt voor de in het verleden toegekende periodieke tegemoetkoming, behoudt het recht op deze periodieke tegemoetkoming tot einde van de lopende toekenning.
Artikel 11. Inwerkingtreding
2.Deze regeling treedt in werking met terugwerkende kracht per 1 januari 2021.
3.De Beleidsregels sociaal medische indicatie (21 juli 2015) vervallen per 1 januari 2021.
Artikel 12. Citeertitel
Deze regeling kan worden aangehaald als ‘Beleidsregels tegemoetkoming kosten kinderopvang Sociaal Medische Indicatie Steenbergen 2021’.
Toelichting algemeen
Het doel van de SMI is gericht op het ontlasten van ouders dan het welzijn van kinderen veilig te stellen. De regeling is niet gericht op de bevordering van de arbeidsparticipatie van de ouders, maar daar kan op de lange termijn of indirect wel sprake van zijn.
In de SMI worden twee doelgroepen geformuleerd die voor een tegemoetkoming in de kosten voor kinderopvang in aanmerking komen. Te weten ouders met een lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperking die door middel van kinderopvang ontlast worden en ouders van kinderen waarbij als gevolg van de thuissituatie het welzijn in gedrang komt. Deze gegevens maken dat de SMI inhoudelijk gezien aansluit bij een aantal wettelijk kaders namelijk:
-
•
de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;
-
•
de Wet maatschappelijke ondersteuning, en;
-
•
de Jeugdwet
Sinds 2012 is de SMI niet meer wettelijk geregeld. Het rijk gaat er wel vanuit dat gemeente hier mogelijkheden voor bieden en hier zelf beleid voor ontwikkelen. Hiervoor zijn middelen toegevoegd aan het gemeentefonds.
Artikel 1. Begrippen
In artikel 1 worden de belangrijkste begrippen gedefinieerd die in deze regeling worden gebruikt.
Artikel 2. Doelgroep Sociaal Medische Indicatie
Het belangrijkste uitgangspunt is altijd het welzijn van het kind.
Het kan zowel om een ouder/wettelijk verzorger gaan waarbij door een (tijdelijke) beperking inzet van kinderopvang noodzakelijk is, als om een kind waarbij inzet van kinderopvang noodzakelijk is om redenen van het welzijn van het kind.
Artikel 3. Tegemoetkoming
Aan het verstrekken van een tegemoetkoming voor de kosten van de kinderopvang zijn een aantal voorwaarden verbonden. De voorwaarden worden in het artikel benoemd.
De eigen verantwoordelijkheid voor het vergroten van de zelfredzaamheid van de aanvrager is belangrijk. Indien problemen hanteerbaar gemaakt kunnen worden of weg te nemen zijn, dient de aanvrager hieraan te werken mogelijk met professionele begeleiding.
De belastingdienst hanteert een maximum uurprijs die voor vergoeding via de toeslag in aanmerking komt. De uurprijzen van de kinderopvanginstellingen in het werkgebied van de ISD liggen daar soms boven. Voor de uitvoering is hier gekozen voor de meest praktische oplossing. De maximum uurprijs van de kinderopvanginstelling wordt gehanteerd. Ouders met een minimum inkomen zouden anders nog steeds met een stukje eigen bijdrage worden geconfronteerd. Die resterende eigen bijdrage zou dan via bijzondere bijstand verstrekt kunnen worden, maar dat betekent een extra aanvraag dus extra administratieve lasten.
Artikel 4. Duur van de tegemoetkoming
Kinderopvang op basis van de sociaal medische indicatie is een regeling gericht op tijdelijke ondersteuning. De hier bepaalde duur sluit zo veel mogelijk aan bij de bestaande praktijk. Het is de verantwoordelijkheid van de aanvrager om voor het aflopen van de eerder toegekende tegemoetkoming verlening aan te vragen, indien nodig.
Artikel 5. Voorliggende voorziening
Een voorliggende voorziening betreft iedere voorziening waar de aanvrager een beroep op kan doen ter bekostiging van specifieke uitgaven en ter verwerving van middelen. Het is niet mogelijk om een tegemoetkoming te verstrekken voor kosten waar sprake is van een voorliggende voorziening.
Wel zal altijd getoetst moeten worden of de voorliggende voorziening toereikend en passend is gelet op het doel waar deze voor is bestemd.
Per 1 januari 2021 is het wetsvoorstel verzamelwet kinderopvang in werking getreden. Belangrijke wijziging is dat gezinnen waarin de ene ouder werkt en de andere ouder een permanente indicatie heeft vanuit de Wet langdurige zorg recht krijgen op kinderopvangtoeslag.
Artikel 6. Aanvraag
De regeling wordt uitgevoerd door de ISD Brabantse Wal. Het aanvraagformulier is fysiek en digitaal beschikbaar, maar kan enkel fysiek bij de ISD Brabantse Wal worden ingeleverd. Digitaal aanvragen is niet mogelijk. Voor het vaststellen van het recht op een tegemoetkoming zijn in ieder geval de identiteitsgegevens, inkomens- en vermogensgegevens van aanvragers nodig, alsmede een bewijs van de noodzaak. Bij een vast inkomen volstaat een inkomensspecificatie van de maand voorafgaand aan de maand van aanvraag. Bij wisselende inkomsten wordt het gemiddelde genomen van de die maanden voorafgaand aan de maand van aanvraag. Als de aanvrager een uitkering levensonderhoud van de ISD Brabantse wal ontvangt, hoeven de identiteitsgegevens en de inkomens- en vermogensgegevens niet te worden overlegd. Als het nodig is, kan het college er voor kiezen om (aanvullend) advies op te vragen bij een onafhankelijk beoordelaar.
Artikel 7. Onafhankelijk advies
Voor het bepalen van de noodzaak voor de tegemoetkoming voor kosten kinderopvang op basis van de sociaal medische indicatie wordt aanvrager gevraagd om bij de aanvraag een onafhankelijk advies of indicatie aan te leveren. Onder een onafhankelijk advies of indicatie wordt gerekend een advies of indicatie van het Centrum voor Jeugd en Gezin, van een onafhankelijke medisch beoordelaar of de GGD. Het advies of de indicatie kan zonder toetsing worden overgenomen door het college.
Wanneer het onafhankelijk advies of indicatie ontbreekt bij de aanvraag, vraagt het college advies op bij een onafhankelijke professional, zoals Argonaut Advies.
Verder is een formele medische beoordeling door een onafhankelijke medische beoordelaar geen noodzakelijke voorwaarde, indien het college in individuele gevallen, aan de hand van eigen waarneming, reeds bij het college aanwezige gegevens, of door de belanghebbende verstrekte gegevens, zelf in staat is te beoordelen of iemand in aanmerking komt voor de tegemoetkoming.
Artikel 8. Middelen, vermogen en draagkracht
Voor het bepalen van de hoogte van de tegemoetkoming wordt gekeken naar inkomen en vermogen. Aan de hand daarvan wordt de draagkracht bepaald. Voor dit artikel is de aansluiting gemaakt bij de bestaande beleidsregels bijzondere bijstand om voor de uitvoering een zo uniform mogelijke werkwijze te hanteren.
Artikel 9. Hardheidsclausule
Dit artikel geeft de mogelijkheid om in incidentele gevallen af te wijken als het anders voor de aanvrager gevolgen zou hebben die niet in verhouding staan tot de doelen die met de regeling worden nagestreefd.
Artikel 10. Overgangsrecht
Spreekt voor zich.
Artikel 11. Inwerkingtreding
Spreekt voor zich.
Artikel 12. Citeertitel
Spreekt voor zich.