gemeente Steenbergen | Beleidsregels uitwegen (omgevingsvergunning) gemeente Steenbergen

Officiele publicatie

Beleidsregels uitwegen (omgevingsvergunning) gemeente Steenbergen.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenbergen

Gelet op artikel 2:12 van de Algemene plaatselijke verordening (hierna: APV) van de gemeente Steenbergen, de artikelen 5.1, 5.3, 5.4 jo. artikel 4.4, tweede lid en artikel 12.25 van de Omgevingswet en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

Overwegende:

Dat het op grond van artikel 2:12 van de APV verboden is zonder omgevingsvergunning een uitweg te maken naar de weg of verandering aan te brengen in een bestaande uitweg naar de weg;

Dat de bevoegdheid tot het beslissen op aanvragen omgevingsvergunning voor de activiteit ‘Uitweg aanleggen of veranderen’ berust bij het college van burgemeester en wethouders;

Dat artikel 2:12, derde lid, van de APV vier weigeringsgronden bevat voor de omgevingsvergunning;

Dat ter voorkoming van gevaar voor het verkeer op de weg, het voorkomen dat een uitweg zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats, het voorkomen dat het openbaar groen op onaanvaardbare wijze wordt aangetast en ter voorkoming dat de aanleg van een tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen, de regels omtrent het aanleggen van een uitweg in een beleidsregel worden opgenomen.

Besluit:

vast te stellen de volgende:

“Beleidsregels uitwegen (omgevingsvergunning) gemeente Steenbergen”

Aanleiding:

Uitwegen zijn noodzakelijk voor de ontsluiting van particuliere percelen op de openbare weg. Vaak hebben perceeleigenaren of -gebruikers wensen voor het aanbrengen van een uitweg of het verbreden van een bestaande uitweg om zodoende de bereikbaarheid van het perceel te vereenvoudigen of om (meer) voertuigen op eigen terrein te kunnen stallen. Tegenover deze particuliere belangen staan openbare belangen. Uitwegen kunnen namelijk een conflict vormen met andere verkeersdeelnemers, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, elektravoorzieningen, verlichting of waterafvoer.

Om bovenstaande reden is in artikel 2:12 van de APV een vergunningplicht opgenomen voor het maken of het verandering brengen in een bestaande uitweg naar de weg. Hiervoor moet dus een omgevingsvergunning worden aangevraagd.

Deze beleidsregels bevatten een uitleg en een nadere invulling van de weigeringsgronden uit de APV. Zij bevorderen eenduidige besluitvorming (consistentie) en bieden de aanvrager vooraf inzicht in de uitgangspunten die worden gehanteerd bij vergunningaanvragen met betrekking tot uitwegen (transparantie).

Artikel 1 Begripsbepalingen

a.

Boomeffectanalyse (bea): een instrument om de effecten van voorgenomen maatregelen (zoals bouw- of reconstructieplannen) in de directe omgeving van de aanwezige bomen in beeld te brengen;

b.

Conflictvak: deel van een weg dat door twee of meer conflicterende verkeersstromen wordt gebruikt;

c.

Groenstructuur: een samenhangend geheel van groene punten, linten en vlakken die bepalend zijn voor de beleving en uitstraling van de weg;

d.

Omgevingsvergunning: de officiële toestemming van een overheidsinstantie aan burgers, bedrijven en andere overheden om bepaalde activiteiten te verrichten in de fysieke leefomgeving;

e.

Openbaar groen: al het groen dat zich in de openbare ruime bevindt, zoals plantsoenen, groenstroken, bomen, parken, bermen, groenbakken, maar ook vijvers, sloten en waterpartijen;

f.

Openbare parkeerplaats: een in openbaar gebied voor een ieder (feitelijk) toegankelijke parkeerplaats, vaak door middel van markeringen op het wegdek aangegeven.

g.

Reactieafstand: afstand die afgelegd wordt gedurende de tijd die verstrijkt tussen het waarnemen van een gebeurtenis en het moment dat feitelijke actie is ondernomen;

h.

Remweg: afstand die een voertuig aflegt terwijl er wordt geremd;

i.

Restcapaciteit: de capaciteit van parkeergelegenheid die op het drukste moment over blijft;

j.

Stopafstand: remweg + reactieafstand;

k.

Straatmeubilair: voorwerpen die in de openbare ruimte staan zoals bijvoorbeeld verkeerszuilen, hectometerpaaltjes, afvalcontainers, prullenbakken, banken, urinoirs, verlichting en parkeerautomaten;

l.

Uitweg: een ingang of uitgang van een perceel voor motorvoertuigen om de openbare weg te bereiken, gelegen op gemeentegrond (ook wel inrit, uitrit en oprit genoemd);

m.

Vergunningsplichtige boom: een boom waarvoor een omgevingsvergunning moet worden aangevraagd voordat hij gekapt mag worden;

n.

Weg: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994.

Artikel 2 Reikwijdte

Deze beleidsregels zijn van toepassing op alle aanvragen voor een omgevingsvergunning voor de activiteit ‘Uitweg aanleggen of veranderen’ voor zover de uitweg wordt aangesloten op een weg, zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994. Het is voor de beoordeling van de vraag wanneer er sprake is van een weg waarbij de aanleg van een uitrit op deze weg vergunningsplichtig is, niet relevant of dit een openbare weg is zoals bedoeld in de Wegenwet.

Artikel 3 Aanleg

De aanleg van een uitweg wordt uitgevoerd door de gemeente, of door een aannemer in opdracht van de gemeente. Het is de aanvrager niet toegestaan zelf een uitweg aan te (laten) leggen.

Artikel 4 Kosten

De aanleg-, aanpassings-, en verwijderingskosten van de uitweg zijn voor rekening van de aanvrager. Dit geldt tevens voor alle kosten die met de aanleg samenhangen, bijvoorbeeld het aanpassen van groenvakken, kabels en leidingen of het verplaatsen van straatmeubilair, lichtmasten of parkeervoorzieningen. Voor de aanvraag van een vergunning worden ook legeskosten in rekening gebracht.

Artikel 5 Relatie onderdelen omgevingsvergunning

Wanneer een omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor de bouw van een garage of carport, dan is het te verwachten dat eveneens een omgevingsvergunning voor de activiteit aanleggen uitweg wordt gevraagd om de garage of carport te ontsluiten. Bij ontbreken van een dergelijk verzoek wordt de vergunningsaanvrager gewezen op de noodzaak om ook een omgevingsvergunning voor de uitweg aan te vragen.

Artikel 6 Ondergrond eigendom van derden

Het is mogelijk dat voor de aanleg van een uitweg of verandering brengen in een uitweg gemeentelijk eigendom moet worden doorkruist. Verleent de gemeente in een dergelijke situatie de omgevingsvergunning, dan wordt daarmee impliciet ook privaatrechtelijk toestemming verleend voor het gebruik van de grond.

Het is ook mogelijk dat eigendom van derden doorkruist moet worden om de uitweg aan te leggen of hierin verandering te brengen. Derden kunnen ook andere overheidsinstanties zoals het waterschap of de provincie zijn. De gemeente wijst de aanvrager erop dat hij privaatrechtelijk toestemming van deze derde nodig heeft. Zonder schriftelijke toestemming van deze derde kan een aanvraag voor een omgevingsvergunning buiten behandeling worden gelaten, omdat de aanvrager dan niet aan te merken is als belanghebbende.

Indien een watergang van het waterschap wordt gekruist dient er rekening te worden gehouden met de voorschriften van het waterschap, zoals deze gesteld zijn in de ‘Waterschapsverordening waterschap Brabantse Delta’, die gelden op het moment van de datum van de aanvraag omgevingsvergunning.

Artikel 7 Weigeringsgrond ter voorkoming van gevaar voor het verkeer op de weg

Een uitwegvergunning kan op grond van artikel 2:12, tweede lid, sub a APV worden geweigerd ter voorkoming van gevaar voor het verkeer op de weg. De weg moet voor anderen veilig te gebruiken blijven. Dit houdt in dat een omgevingsvergunning voor een uitweg wordt geweigerd in de volgende gevallen:

a.

Wanneer er niet voldaan kan worden aan de bij de op het moment van de behandeling zijnde aanvraag omgevingsvergunning geldende richtlijnen van het CROW; Aanbevelingen voor Verkeersvoorzieningen Binnen de Bebouwde Kom (ASVV);

b.

Op een onoverzichtelijke locatie. Dit is aan de orde bij een beperking van zichthoeken (bijvoorbeeld bij hellingen, bochten, kruisingen, hoge beplanting of hoge erfafscheidingen) of als de zichtafstand van een naderend voertuig op het conflictvlak minder is dan de stopafstand van het verkeer (reactieafstand + remweg);

c.

Op een locatie waar de doorstroming van het verkeer in ernstige mate wordt geremd. Dat kan zich voordoen als de weg waar de uitrit op uitkomt relatief veel verkeersbewegingen kent (hoge intensiteit) en/ of er een relatief hoge snelheid is toegestaan (bij wegen met een maximum toegestane snelheid van 50 km/u of meer, op gebiedsontsluitingswegen en op wegen die deel uitmaken van de hoofdwegenstructuur moet aangetoond worden dat de uitweg geen nadelig effect heeft op de verkeersveiligheid en/of de doorstroming van het verkeer);

d.

Binnen een afstand van 5 meter nabij een kruising, rotonde, voetgangersoversteekplaats, bij splitsing van wegen (ook voet- en fietspad) en bij opstelstroken en voorsorteervakken;

e.

Binnen een afstand van 50 meter van een verkeersregelinstallatie;

f.

Op een locatie waar de aanliggende rijbaan van de weg zodanig smal is dat de inrit wegens te beperkte manoeuvreerruimte met een personenauto niet direct kan worden ingereden;

g.

Op een locatie waar de inrit op een fiets- en/ of voetpad uitkomt en dat pad in lengterichting moet worden bereden om de openbare weg te bereiken;

h.

Op een locatie waar de ruimte voor het plaatsen van een personenauto op het eigen erf minder is dan 2,5 meter breed en 5 meter diep. Het voertuig mag niet overhangen over openbaar terrein en er dient ten aller tijde een minimale afstand van de voordeur bewaard te worden van 90 cm in verband met de vluchtroute tijdens calamiteiten;

i.

Als de aangevraagde uitrit op een locatie voorzien is waar straatmeubilair aanwezig is en waarbij het niet mogelijk is deze te verplaatsen of elders te compenseren;

j.

Als de aangevraagde uitrit op een locatie voorzien is waarbij de fysieke afscheiding tussen voet- en fietspad en hoofdrijbaan wordt doorbroken. Dit kan mogelijk voetgangers en fietsers uitnodigen om over te steken op ongewenste/onveilige locaties, waardoor er ongewenste en/ of onveilige oversteeklocaties ontstaan voor voetgangers en fietsers.

Artikel 8 Weigeringsgrond indien de uitweg zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats

De uitwegvergunning kan op grond van artikel 2:12 ,tweede lid, sub b APV worden geweigerd als dit zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats. Hiervan is sprake in de volgende gevallen:

a.

Het aantal openbare parkeerplaatsen wordt verminderd en er is geen restcapaciteit ten behoeve van parkeren op een afstand van 50 meter. Nieuwe openbare parkeerplaatsen kunnen (op kosten van de aanvrager) niet binnen een afstand van 50 meter worden aangelegd;

b.

Een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken, van iemand anders dan aanvrager, komt te vervallen.

Artikel 9 Weigeringsgrond indien door de uitweg het openbaar groen op onaanvaardbare wijze wordt aangetast

Een uitwegvergunning kan op grond van artikel 2:12, tweede lid, sub c APV worden geweigerd als het openbaar groen op onaanvaardbare wijze wordt aangetast. Hiervan is sprake in de volgende gevallen:

a.

Als op de locatie van de uitrit één of meerdere vergunningsplichtige bomen staan die ten behoeve van de aangevraagde uitrit gekapt moeten worden, waarvoor geen omgevingsvergunning kan worden verleend;

b.

De uitweg is gesitueerd in openbaar groen dat onderdeel uitmaakt van de groenstructuur in de omgeving en/of beeldbepalend is en niet zonder maatregelen/ gevolgen te vervangen is;

c.

Als de bea aangeeft dat aan het openbaar groen ernstige of onomkeerbare schade wordt toegebracht ten behoeve de aanleg van de uitrit.

Artikel 10 Weigeringsgrond indien er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten, en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen

Een omgevingsvergunning voor de aanleg van een tweede uitweg ten behoeve van een woning wordt geweigerd wanneer dit ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen.

Artikel 11 Uitvoeringseisen

In het kader van het waarborgen van de verkeersveiligheid geschiedt de vormgeving van de uitweg op basis van het Handboek inrichting openbare ruimte (HIOR) gemeente Steenbergen, die geldt op het moment van de datum van de aanvraag omgevingsvergunning.

Maatvoeringen die voortvloeien uit bestemmingsplannen kunnen afwijken van de maatvoeringen zoals hieronder beschreven.

Om de omvang van het conflictvlak beperkt te houden dient:

  • a.
    Een nieuwe uitweg ten behoeve van een woning, gemeten langs de openbare weg maximaal 3,30 meter breed te zijn bij een enkele oprit en 6,60 meter bij een dubbele oprit, tenzij op basis van rijcurven wordt aangetoond dat een bredere uitrit noodzakelijk is;
  • b.
    Bij bedrijven wordt een onderscheid gemaakt in uitwegen die uitsluitend worden gebruikt voor personenvoertuigen en uitwegen die ook gebruikt worden voor groot en zwaar verkeer. Een uitweg die enkel door personenvoertuigen gebruikt wordt heeft een maximale breedte van 3,30 meter;
  • c.
    Een nieuwe uitweg op een bedrijventerrein mag, gemeten langs de openbare weg, maximaal 14,50 meter breed zijn, tenzij op basis van rijcurven anders wordt aangetoond;
  • d.
    De breedte van een nieuwe uitweg ten behoeve van landbouwpercelen zal per aanvraag bekeken en beoordeeld worden omdat hier geen maximale maatvoering voor gegeven kan worden.

Artikel 12 Niet vergunde uitwegen

Onder niet vergunde uitwegen vallen alle uitwegen die zijn aangelegd, zonder dat het college daar een omgevingsvergunning voor heeft verleend.

Het is in strijd met de APV en de Omgevingswet om een uitweg aan te leggen zonder benodigde omgevingsvergunning. Het college is bevoegd om daar handhavend tegen op te treden.

Artikel 13 Hardheidsclausule

Het college is bevoegd van dit beleid af te wijken in gevallen waarin dit voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

Artikel 15 Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als ‘Beleidsregels uitwegen (omgevingsvergunning) gemeente Steenbergen’.

Aldus vastgesteld op 29 oktober 2024.
Burgemeester en wethouders van gemeente Steenbergen,
de secretaris, de burgemeester,
A.N. Phaff- de Groot R.P. van den Belt, MBA