gemeente Steenbergen | Beleidsregels vrijlating giften gemeente Steenbergen 2022

Officiele publicatie

BELEIDSREGELS VRIJLATING GIFTEN 2022

Het college van burgemeester en wethouders van gemeente Steenbergen

Gelet op:

artikel 31, tweede lid, onderdeel m van de Participatiewet;

Overwegende dat:

Het gewenst is om beleidsregels vast te stellen omtrent het ontvangen van giften.

Besluit:

Vast te stellen de ‘Beleidsregels vrijlating giften gemeente Steenbergen 2022’.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregels en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.
    Wet: de Participatiewet.
  • b.
    Gift: een bijdrage of meerdere bijdragen met een onverplicht karakter als bedoeld in artikel 31 tweede lid, onderdeel m van de wet.
  • c.
    Middel: In artikel 31 lid 1 van de wet worden middelen omschreven als: alle vermogens- en inkomens-bestanddelen waarover de alleenstaande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. Hieronder vallen volgens vaste rechtspraak ook giften en leningen die iemand tijdens de bijstandsperiode van een andere persoon of van een instantie ontvangt.
  • d.
    Drempelbedrag: een totaalbedrag aan giften van € 1.200,00 dat in een kalenderjaar door een bijstandsgerechtigde wordt ontvangen.
  • e.
    Belanghebbende: wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken
  • f.
    Alle andere begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die hierboven niet nader zijn omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, de Algemene wet bestuursrecht, alsmede andere wet- en regelgeving.

Artikel 2 Giften algemeen

1.

Giften worden niet tot de middelen gerekend voor zover de ontvangen giften niet meer bedragen dan €1.200,00 per kalenderjaar. Als de uitkering gedurende het kalenderjaar is toegekend, geldt het bedrag van € 1.200,00 voor de periode vanaf toekenning tot en met 31 december.

2.

Bij periodieke giften hoger dan het in lid 1 genoemde bedrag, wordt het meerdere in beginsel als inkomen aangemerkt. Onder ‘periodiek’ wordt verstaan: de ontvangst van twee of meer giften in een kalenderjaar.

3.

Bij een eenmalige gift die hoger is dan het in lid 1 genoemde bedrag, wordt het meerdere in beginsel als vermogen aangemerkt. Onder ‘eenmalig’ wordt verstaan: de ontvangst van één gift in een kalenderjaar.

Artikel 3 Giften voor bijzondere kosten en schulden

1.

Giften bedoeld voor een specifieke bestemming, waarvoor belanghebbende -indien hij of zij de gift niet had ontvangen- aanspraak zou kunnen maken op bijzondere bijstand op grond van de wet of een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning, worden volledig buiten beschouwing gelaten. Belanghebbende dient nota’s te kunnen overleggen dat de gift gebruikt is voor dit betreffende doel.

2.

Giften met een specifieke bestemming, waarmee betaalachterstanden van bijvoorbeeld huur, drinkwater, zorgverzekering, elektra, gas, warmte of andere problematische schulden worden betaald, worden niet tot de middelen gerekend.

3.

Voor giften voor bijzondere kosten en schulden bestaat geen meldplicht.

Artikel 4 Giften in natura

1.

Ingeval de giften zijn verstrekt in natura, wordt de waarde van deze giften vastgesteld op de waarde in het economische verkeer bij vrije oplevering.

2.

Giften in de vorm van verstrekking van de voedselbank, kledingbank of soortgelijke erkende charitatieve instellingen worden niet tot de middelen meegerekend.

3.

Bij periodieke giften in natura waarbij waarbij het drempelbedrag van € 1.200,00 wordt overstegen, wordt het meerdere in beginsel als inkomen aangemerkt. Onder ‘periodiek’ wordt verstaan: de ontvangst van twee of meer giften in een kalenderjaar.

4.

Bij een eenmalige gift in natura waarbij waarbij het drempelbedrag van € 1.200,00 wordt overstegen, wordt het meerdere in beginsel als vermogen aangemerkt. Onder ‘eenmalig’ wordt verstaan: de ontvangst van één gift in een kalenderjaar.

Artikel 5 Giften voor werknemers

Giften van werkgevers voor werknemers worden niet tot de middelen van de belanghebbende gerekend voor zover deze onbelast zijn.

Artikel 6 Maatwerk

Voor zover de gift of giften hoger zijn dan het drempelbedrag blijft een specifieke afweging noodzakelijk om te beoordelen of de gift toch uit een oogpunt van bijstandsverlening verantwoord is.

Artikel 7 Meldplicht

Voor giften tot een bedrag van € 1.200,00 geldt geen meldplicht. Wanneer het drempelbedrag van €1.200,00 overscheden wordt, dient deze conform de inlichtingenplicht direct, dan wel binnen 5 werkdagen na ontvangst aan de ISD Brabantse Wal gemeld te worden door belanghebbende.

Artikel 8 Hardheidsclausule

Het college handelt overeenkomstig deze beleidsregels, tenzij dat voor een of meerdere belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegenes bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.

Artikel 9 Overgangsbepaling

Deze beleidsregels hebben betrekking op giften die ontvangen worden op of na 1 januari 2022.

Artikel 10 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels vrijlating giften gemeente Steenbergen 2022.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2022.

Aldus vastgesteld op 21 december 2021,

burgemeester en wethouders vn Steenbergen,
de secretaris, de burgemeester M.J.P. de Jongh, RA R.P. van den Belt, MBA

Toelichting

Deze beleidsregel geeft aan hoe giften moeten worden beoordeeld, voor zover niet aangegeven in de Participatiewet.

De definitie van een gift kan worden omschreven als ‘een betaling uit vrijgevigheid door een natuurlijk persoon of een instelling, waarvoor niets wordt terugverlangd’. Deze beleidsregel geeft aan hoe er met het ontvangen van giften moet worden omgegaan.

Door giften niet volledig in aanmerking te nemen, wordt voorkomen dat de Participatiewet een ontmoediging vormt voor de vrijgevigheid van instellingen of personen. Wanneer deze giften niet leiden tot een duidelijke besparing op de kosten van levensonderhoud, zal vrijlating in beginsel mogelijk moeten zijn.

Onder het begrip middelen in de zin van de PW wordt verstaan alle inkomens- en vermogensbestanddelen waarover de alleenstaande of het gezin vrijelijk beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. Dit beschikken ziet op de mogelijkheid om de middelen feitelijk aan te wenden om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien.

Bij giften in de zin van artikel 31, tweede lid, aanhef en onder m, van de PW, moet het, gelet op het uitzonderingskarakter van die bepaling, gaan om middelen in de zin van het eerste lid, die vervolgens kunnen worden vrijgelaten. Als iemand kosten voor een ander betaalt (bijvoorbeeld boodschappen) dan kan die persoon zelf niet bewerkstelligen dat de door die andere persoon betaalde bedragen voor (andere) kosten van haar levensonderhoud worden aangewend. Daarom is het geen middel en kan het dus ook geen gift kan zijn.

Dit is anders bij bepaalde kostbare roerende en onroerende zaken, die kunnen wel als middel, namelijk als vermogensbestanddeel, worden aangemerkt, omdat deze te gelde kunnen worden gemaakt en met de opbrengst daarvan kan worden voorzien in kosten van levensonderhoud.

Indien iemand een auto van een derde als gift ontvangt en deze vervolgens kan verkopen, is het wel een middel en dient deze auto als een ontvangen vermogensbestanddeel aangemerkt. Verder worden algemeen gebruikelijke roerende zaken – in de woorden van de wet: “bezittingen in natura” , zoals de noodzakelijke inboedel en kleding, niet gerekend tot de vermogensbestanddelen die meetellen voor het vrij te laten vermogen.‘

Vanwege het aanvullende karakter van de bijstand kan vrijlating van giften niet onbeperkt zijn. Anders zou een bijstandsgerechtigde een bestedingsniveau kunnen genieten dat niet verenigbaar is met hetgeen op bijstandsniveau gebruikelijk is.

Het college krijgt vanuit de wet dus een zekere mate van beleidsvrijheid om te bepalen welke giften voor de bijstand worden vrijgelaten en tot welk bedrag.

Om enerzijds recht te doen aan het aanvullende karakter van de bijstand maar anderzijds de vrijgevigheid van personen en instanties richting bijstandsgerechtigden niet op voorhand te ontmoedigen, heeft het college deze beleidsregels opgesteld.

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit artikel staat een uitleg van de begrippen in de beleidsregels.

Artikel 2. Giften algemeen

Het drempelbedrag ad € 1.200,00 wordt toegerekend aan een kalenderjaar (1 januari tot en met 31 december). Wanneer iemand minder dan het drempelbedrag aan giften heeft ontvangen, mag het restant niet mee worden genomen naar het volgend kalenderjaar. Voor mensen die gedurende het jaar een uitkering toegekend hebben gekregen, geldt dat de drempel van € 1.200,00 geldt voor de periode van de aanvraag van de bijstandsuitkering tot en met 31 december van dat kalenderjaar.

Giften boven het vastgestelde drempelbedrag hebben meestal het karakter van inkomsten. Er is sprake van een besteedbaar inkomen dat hoger ligt dan het bestaansminimum. Er zal volgens artikel 32 lid 1 en artikel 58 lid 4 van de wet verrekening plaatsvinden met de bijstand voor wat betreft het bedrag dat het drempelbedrag overstijgt. Indien dit niet (meer) mogelijk is, dient (voor het resterende gedeelte) een terugvordering opgesteld te worden. Wanneer de gift zodanig hoog is, dat deze niet verrekend kan worden met de bijstand zal het meerdere worden toegerekend aan het vermogen van de belanghebbende.

Artikel 3. Giften voor bijzondere kosten en schulden

Eerste Lid : Giften voor kosten waarvoor bijzondere bijstand of bijvoorbeeld een maatwerkvoorziening mogelijk is, worden niet tot de middelen gerekend.

Als er geen bijzondere bijstand mogelijk is maar de kosten zijn wel noodzakelijk, kan de gift eveneens vrijgelaten worden als deze de levensstandaard niet verhoogt. Dit is bijvoorbeeld het geval bij medische kosten die uit bijstandsoogpunt niet noodzakelijk zijn maar wel wenselijk. De giften mogen niet leiden tot een besparing op de kosten van het algemene levensonderhoud. Hierdoor wordt immers de levensstandaard verhoogd. Giften vanuit bijvoorbeeld het noodfonds vallen ook onder giften voor bijzondere kosten en schulden.

Tweede lid: De Participatiewet biedt maar beperkte mogelijkheden tot bijstandsverlening in schulden. Het hebben van problematische schulden is in algemene zin een belemmering in het sociaal functioneren. Als bijvoorbeeld familie hierin de bijstandsgerechtigde tegemoet wil komen, worden deze bedragen in beginsel niet als middel in aanmerking genomen. Om de gift vrij te kunnen laten dient de afbetaling van de schuld in principe rechtstreeks aan de schuldeiser plaats te vinden. Een (nog) niet opeisbare schuld wordt niet als een problematische schuld beschouwd.

Derde lid: deze giften hoeven niet gemeld te worden aan de ISD BW en kennen ook geen drempelbedrag.

Artikel 4. Giften in natura

Een gift hoeft niet enkel verstrekt te worden in de vorm van geld. Dit kan ook in de vorm van natura zijn. Hierbij is eveneens sprake van een vrijlating ter hoogte van € 1.200,00 per kalenderjaar. Bij een gift in natura is het “beschikkingsvereiste” van toepassing.

Bijvoorbeeld: Een gift in natura kan zijn een schenking van een auto, welke rechtstreeks in eigendom is overgedragen.

De verkregen gift in natura zal omgerekend worden naar een geldelijke waarde. Hiervan wordt tot een bedrag van € 1.200,00 vrijgelaten. Indien dit bedrag wordt overschreden zal dit worden toegerekend aan het vermogen. Aangezien het meerdere zal worden toegerekend aan het vermogen en niet aan het inkomen zal er geen verrekening plaats vinden met de bijstand zoals dat wel van toepassing is bij een gift in de vorm van geld.

Bovenstaand houdt niet in dat al hetgeen is verkregen in natura geen inkomen kan zijn.

Giften die worden verstrekt vanuit erkende charitatieve instellingen, zoals de Voedselbank, Kledingbank, Stichting Leergeld, jeugdsportfonds, kerkelijke giften enzovoorts zoals bedoeld in artikel 4 lid 2 worden sowieso buiten beschouwing gelaten en dus niet tot de middelen gerekend. Ze tellen bovendien niet mee voor het bepalen van het drempelbedrag.

Artikel 5. Giften voor werknemers

Door het onverplicht karakter is er voldoende reden om onverplichte verstrekkingen van werkgevers aan werknemers buiten beschouwing te laten. Te denken valt bijvoorbeeld aan een kerstpakket, een bonus, tegoedbonnen etc. Het moet dan gaan om vergoedingen die vallen onder de vrijstelling als bedoeld in artikel 31, lid 2 onder g van de Participatiewet.

Artikel 6. Maatwerk

Indien de gift het drempelbedrag overschrijdt wordt door de klantmanager beoordeeld aan de hand van de persoonlijke situatie van de bijstandsgerechtigde of de gift die uitgaat boven het drempelbedrag, nodig is. De klantmanager kijkt dan bijvoorbeeld naar de schuldpositie, de medische situatie en de gezinssituatie en weegt dan ook (geheel in lijn met de geldende jurisprudentie) mee of het ontvangen van de gift niet leidt tot een bestedingsniveau dat onverenigbaar is met wat op bijstandsniveau gebruikelijk is.

Artikel 7. Meldplicht

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting

Artikel 8. Hardheidsclausule

Op basis van dit artikel kan het college in een individueel geval de hardheidsclausule worden toepassen die het mogelijk maakt voor de inwoner ten gunste af te wijken van hetgeen in de beleidsregels is vastgelegd. Hierbij moet worden getoetst aan de algemene normen van redelijkheid en billijkheid. Het moet hierbij nadrukkelijk gaan om uitzonderingssituaties. Toepassing van de hardheidsclausule dient in een individuele situatie altijd zorgvuldig afgewogen en goed gemotiveerd te worden.

Artikel 9. Overgangsbepaling

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting

Artikel 10. Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting

Artikel 11. inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting