Officiele publicatie
Omgevingsvergunningenbeleid 2019-2020
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenbergen;
In behandeling genomen het voorstel van d.d. 11 december 2018
Gelet op: artikel 7.2 Besluit omgevingsrecht
besluit:
Het omgevingsvergunningenbeleid 2019-2020 vast te stellen en na bekendmaking in werking te laten treden op 1 januari 2019.
Steenbergen, 18 december 2018
Het college voornoemd,
de secretaris de burgemeester
M.J.P. de Jongh, RA R.P. van den Belt, MBA
Omgevingsvergunningenbeleid 2019-2020
1. Algemeen
1.1 Inleiding
Vanaf juli 2016 moet elke gemeente voldoen aan nationale kwaliteitseisen op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH). Het doel van deze eisen met betrekking tot vergunningverlening is het borgen van voldoende deskundigheid, vlieguren en kritieke massa (capaciteit) voor de uitvoering van de taken uit artikel 2.1 van de Wabo binnen elke overheidsorganisatie die belast is met het verlenen van Wabo-vergunningen. Ook dienen deze organisaties te voldoen aan bepaalde procescriteria. Inmiddels zijn de kwaliteitseisen grotendeels wettelijk geborgd. Dit met de inwerkingtreding van de Wet VTH op 14 april 2016 en het nieuwe besluit omgevingsrecht (Bor) op 1 juli 2017. Het uitgangspunt van de Wet VTH is dat gemeenten gemotiveerd worden om op eigen wijze de kwaliteit naar een hoger niveau te tillen. Concreet betekent dit dat gemeenten inzichtelijk moeten maken hoe de kwaliteit van de uitvoering van VTH taken binnen de organisatie is geborgd. Dit zowel op het niveau van de capaciteit en opleidingen (kritieke massa) als ook op het gebied van beleid en proces (procescriteria).
Begin 2013 is een tweejarig implementatietraject gestart, dat gezamenlijk is opgezet door provincies en gemeenten. In dit traject zijn gemeenten in de gelegenheid gesteld om te toetsen of zij kunnen voldoen aan de Kwaliteitscriteria en welke verbeterpunten eventueel nodig zijn. Voor deze ‘startmeting’ is een zogenoemde zelfevaluatietool beschikbaar gesteld.
De gemeenten Bergen op Zoom, Steenbergen en Woensdrecht (Brabantse Wal gemeenten) hebben, ieder afzonderlijk, de zelfevaluatietool ingevuld. Hieruit is gebleken dat de gemeenten individueel niet volledig kunnen voldoen aan de kwaliteitscriteria 2.1 ten aanzien van de kritieke massa. Door samenwerking kunnen de gemeenten hier wel aan voldoen. De drie colleges en ook de gemeenteraden hebben een kwaliteitsverordening vastgesteld waarmee wordt voldaan aan de Brabant brede kwaliteitscriteria. Naast dat de gemeenten hierdoor wel kunnen voldoen geeft het samenwerken de gemeenten voordelen op het gebied van effectiviteit en efficiëntie. Er is ook een vervolg traject gestart tussen de drie gemeenten om ook op het gebied van de procescriteria elkaar op te zoeken, hierbij wordt er waarde aan gehecht om couleur locale te behouden. De samenwerking zal waarschijnlijk niet uitmonden in een gemeenschappelijke regeling maar in een netwerkorganisatie, conform de bestuurlijke afspraken. Dit Omgevingsvergunningenbeleid is op 25 september 2018 reeds vastgesteld voor de gemeente Bergen op Zoom en zal per 1 januari 2019 ook worden vastgesteld voor de gemeente Steenbergen. De gemeente Woensdrecht zal het Omgevingsvergunningenbeleid naar alle waarschijnlijkheid op korte termijn vaststellen.
1.2 Doel van het Vergunningenbeleidsplan
Omdat de overheid niet alles kan toetsen en controleren, is het noodzakelijk om keuzes te maken: waar moeten de prioriteiten liggen? Hoe strikt worden zaken getoetst en gecontroleerd en welke inspanning wordt daarvoor geleverd? Om die vragen te kunnen beantwoorden is het noodzakelijk om inzicht te hebben in de omvang van de risico’s die samenhangen met activiteiten. Zijn die groot, dan krijgen ze meer prioriteit. In de tweede plaats is er een meer principiële afweging: waar ligt de grens tussen de eigen verantwoordelijkheid van burgers en bedrijven en die van de gemeentelijke overheid? In de derde plaats is er een praktische reden: de capaciteit en middelen van de gemeente voor het behandelen van aanvragen om omgevingsvergunning zijn beperkt en bij de inzet daarvan moeten keuzes gemaakt worden. Tussen deze drie zaken moet voldoende balans zijn.
Het Omgevingsvergunningenbeleid beslaat uitsluitend het proces vanaf indiening tot en met besluitvorming op een aanvraag om een omgevingsvergunning. Het proces toezicht tijdens de bouw maakt onderdeel uit van het Handhavingsbeleidsplan 2017-2020 dat op basis van de Landelijke Handhavingsstrategie (LHS) is opgesteld.
Met dit omgevingsvergunningenbeleid wordt inzichtelijk gemaakt hoe de gemeente haar vergunningverlenende taken uitvoert, welke prioriteiten er gesteld zijn en met welke diepgang een aanvraag omgevingsvergunning moet worden getoetst. Op basis van dit beleidsplan wordt jaarlijks een uitvoeringsprogramma gemaakt, zodat de uitvoering van de wettelijke taken de landelijke en gemeentelijke actualiteit en taakstellingen kan volgen.
De inzet van dit instrumentarium betekent niet dat elk risico kan worden uitgesloten. De omvang van de taak bij vergunningverlening in combinatie met de beschikbare middelen (personele capaciteit en financiën) maakt het noodzakelijk om keuzes te maken. De beschikbare capaciteit moet zo verstandig mogelijk worden ingezet.
Dit Omgevingsvergunningenbeleid is niet van toepassing op omgevingsvergunningen, activiteit ‘milieu’. Deze taken zijn belegd bij de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant. Dit Omgevingsvergunningenbeleid behelst alleen de taken op het gebied van omgevingsvergunningen die door de gemeente Steenbergen zelf worden uitgevoerd.
Risico gestuurd werken
Het is in de praktijk onmogelijk om aanvragen 100% te beoordelen en gedurende het hele bouwproces toezicht te houden. Dit houdt in dat er keuzes moeten worden gemaakt. De vragen die dan naar boven komen zijn: Wat doe je wel en wat doe je niet? Waar kun je (een deel van) de verantwoordelijkheid aan de burger of het bedrijf overlaten?
De keuzes die hierin gemaakt zijn, zijn gebaseerd op het inschatten van de risico’s. Op deze manier wordt de inzet beheersbaar, worden financiële middelen effectief ingezet en worden risico’s geminimaliseerd. Deze wijze van werken geldt niet alleen voor taken die de gemeente zelf uitvoert, maar ook voor taken waarvoor externe partners ingezet worden.
Veilige leefomgeving
Met dit beleid moet een veilige leefomgeving daar waar nodig worden gerealiseerd en voor het overige worden behouden. Dit betekent dat bij de beoordeling van een aanvraag omgevingsvergunning de inzet zich moet richten op het voorkomen van slachtoffers door calamiteiten. Hierbij gaat het om bijvoorbeeld brandveiligheid bij objecten waarin minder zelfredzame personen aanwezig zijn, maar ook een goede verkeersafwikkeling bij scholen en kinderdagverblijven.
Transparantie voor inwoners en bedrijven
We leven in een tijd waarin de overheid zich steeds meer terugtrekt en meer aan de maatschappij zelf wordt overgelaten. Daar waar de overheid zich nog mengt wordt meer ingezet op (burger)participatie. Mede door deze trend is het belangrijk dat burgers en bedrijven weten welke regels er gelden en wat er van hen verwacht wordt. Daarom wordt er ingezet op het onder de aandacht brengen van de regels, de eigen verantwoordelijkheid van burgers en bedrijven en het elkaar aanspreken op het naleven van de regels.
Rechtszekerheid en rechtsgelijkheid
Het is belangrijk dat het duidelijk is voor iedereen: afspraak is afspraak. Dit houdt ook in dat regels voor iedereen in dezelfde situatie op dezelfde wijze worden uitgelegd. Dit betekent dat bij het verlenen van een vergunning of het controleren tijdens de bouw niet wordt gekeken naar wie de aanvraag indient of voor wie er wordt gebouwd.
Relatie tot het handhavingsbeleid
Het taakveld Vergunningen en het taakveld Toezicht en Handhaving waren tot 1 mei 2018 ondergebracht in verschillende teams. Vanuit het Bor bestond al eerder de verplichting om beleid op het gebied van handhaving vast te stellen. Voor handhaving is in 2017 het Handhavingsbeleidsplan 2017-2020 vastgesteld. Het vergunningenbeleid wordt vastgesteld voor de periode 2019-2020, om dit gelijk te trekken met de looptijd van het Handhavingsbeleidsplan 2017 2020.
De taakvelden vergunningverlening, toezicht en handhaving zijn sinds 1 mei 2018 binnen de gemeente Steenbergen ondergebracht in het team Wonen, Werken en Beleven, cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving. Het jaar 2019 zal in het teken staan van de doorontwikkeling van het VTH-cluster. Dit zal resulteren in één VTH-beleid vanaf 2020 voor de gemeente Steenbergen.
1.3 Missie, visie op het gebied van VTH
De gemeente wenst de wettelijk opgedragen en autonome taken zo optimaal mogelijk te ontwikkelen en uit te (doen) voeren, dienstbaar aan burgers, bedrijven en instellingen. De gemeente wil een professionele organisatie zijn die op basis van kwaliteit, betrokkenheid, integriteit, verantwoordelijkheid en maatwerk en met plezier gezamenlijk invulling geeft aan de gemeentelijke dienstverlening aan burgers, bedrijven en instellingen.
Daarbij zijn drie sleutelbegrippen van belang:
Dienstverlening: onze ‘corebusiness’. Wij zijn er om het belang van de inwoners van de gemeenten te dienen; het belang van onze burgers, bedrijven en instellingen; we hebben ook een belangrijke taak en verantwoordelijkheid in het bijdragen aan het functioneren van het gemeentebestuur, primair het college van Burgemeester en Wethouders, maar vervolgens ook van de gemeenteraad.
Innovatie: de hedendaagse (lokale) samenleving, de veranderingen op het gebied van wet- en regelgeving vergen ook in de uitvoering van de VTH-taken een andere benadering en verandering van houding en gedrag. De gemeentelijke organisatie dient mee te gaan in nieuwe ontwikkelingen en de steeds in ontwikkeling zijnde samenleving.
Maatwerk: dienstverlening en innovatie vragen enerzijds om efficiënte en effectieve, uniforme processen en anderzijds om rekening houden met bijzondere en individuele wensen en behoeften. De kunst is om daarin een balans te vinden die recht doet aan ieders belangen.
1.4 Wettelijk kader
Voor de behandeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning zijn diverse wettelijke regelingen van belang die enerzijds de procesgang bepalen en anderzijds de rechtsmiddelen beschrijven. Het betreft onder andere de volgende wettelijke regelingen:
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
De Wabo regelt onder andere het verbod om zonder omgevingsvergunning bepaalde activiteiten uit te voeren. Daarnaast is vastgelegd welk toetsingskader voor een aanvraag geldt en wanneer een aanvraag omgevingsvergunning dan ook moet worden geweigerd. Er wordt duidelijkheid gegeven over soort procedure (regulier of uitgebreid) en welke bijbehorende beslistermijn van toepassing is.
Ministeriele regeling omgevingsrecht (Mor).
Mor regelt de indieningsvereisten voor een aanvraag omgevingsvergunning per activiteit en regelt ook welke documenten op een later tijdstip mogen worden aangeleverd.
Besluit omgevingsrecht (Bor).
Bor regelt onder andere in welke situaties een omgevingsvergunning brandveilig gebruik moet worden ingediend. Verder regelt het Bor de verplichting tot het opstellen van een beleidsplan in combinatie met een uitvoeringsplan en welke specifieke onderdelen in dit beleid dienen te worden benoemd. De bijlagen van het Bor bevatten verder de (1) vergunningsvrije criteria voor die gevallen waarin geen omgevingsvergunning benodigd is, (2) de mogelijkheden om in afwijking van een bestemmingsplan medewerking te kunnen verlenen aan een aanvraag omgevingsvergunning.
Wet Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (Wet VTH).
De wet VTH is op 14 april 2016 in werking getreden. Het doel van deze wet is een veilige en gezonde leefomgeving, door het bevorderen van de kwaliteit en samenwerking bij de uitvoering van het omgevingsrecht. De wet is een invulling van de Wabo, formaliseert de Omgevingsdiensten en regelt de randvoorwaarden voor gemeenten en provincies om tot een hogere kwaliteit te komen. Zo wordt het basistakenpakket van de omgevingsdiensten wettelijk vastgelegd en worden gemeenten verplicht een verordening kwaliteit VTH te hebben. In deze verordening dient de gemeenteraad de kaders vast te leggen waaraan de uitvoering van de basistaken minimaal dient te voldoen.
AMvB VTH
Naast de wet VTH is er ook de zogenaamde AMvB VTH (Besluit tot wijziging van het Besluit omgevingsrecht (verbetering vergunningverlening, toezicht en handhaving)), welke op 1 juli 2017 in werking is getreden. In deze AMvB wordt een vertaalslag gemaakt naar het Bor. Ook zijn procescriteria opgenomen voor vergunningverlening.
Deze AMvB wordt in een later stadium verwerkt in de AMvB's die onder de Omgevingswet komen te vallen, maar is nu apart vormgegeven vanwege de eerdere inwerkingtreding van de Wet VTH.
Bouwbesluit.
Het Bouwbesluit bevat de bouwtechnische voorschriften waaraan zowel de bestaande bouwwerken alsmede de nieuw te realiseren bouwwerken dienen te voldoen. Tevens wordt in het Bouwbesluit de verplichting tot het indienen van een sloopmelding dan wel een melding brandveilig gebruik geregeld en welke procedure beide meldingen dienen te doorlopen.
Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Awb bevat de algemene regels van het bestuursrecht met betrekking tot de verhouding tussen de overheid enerzijds en de burgers, bedrijven en overige instanties anderzijds alsmede de diverse overheidsorganen onderling. Verder regelt de Awb de bevoegdheden van bestuursorganen tot het nemen van besluiten. Hoe de besluiten moeten worden voorbereid, gemotiveerd, bekendgemaakt en ook het recht tot het maken van bezwaar en het instellen van beroep.
1.5 Relevante ontwikkelingen
Hieronder staan de (organisatorische, juridische- en maatschappelijke) ontwikkelingen benoemd die van invloed zijn geweest op het samenstellen van het Omgevingsvergunningenbeleidsplan;
1.5.1 Omgevingsrecht
Het omgevingsrecht is de laatste tien jaar fors aan veranderingen onderhevig. Meer en meer komt de nadruk te liggen op integraal en programmagericht werken. Terugkerende elementen zijn vermindering van de administratieve lastendruk, minder vergunningplichtige activiteiten, meer algemene regels en het introduceren van cyclisch werken (‘plan-do-check-act’ conform de Big 8 cyclus). Daarnaast eist de maatschappij steeds meer dat vergunningverlening, toezicht, maar ook handhaving eenduidiger en transparanter plaatsvindt.
In de Wabo en het Bor zijn kwaliteitseisen opgenomen waaraan een goede, professionele vergunningverlening moet voldoen. In het kielzog van de Wabo zijn (onder andere) de volgende wetswijzigingen die van invloed zijn op de werkzaamheden binnen het veld van vergunningverlening in de afgelopen periode in werking getreden:
• Verruiming vergunningsvrij bouwen (Bor);
• Introductie van de ‘kan-bepaling’ voor de welstandstoets;
• Bouwbesluit 2012;
• Crisis- en Herstelwet;
• Borging Kwaliteitscriteria 2.1
1.5.2 Wet kwaliteitsborging voor het bouwen
De vuurwerkramp in Enschede, de cafébrand in Volendam, het garage dak in Tiel, winkelcentrum Bos en Lommer in Amsterdam, het winkelcentrum in Heerlen en de brand bij Chemie-Pack hebben ertoe geleid dat toezicht en handhaving hoger op de politieke agenda belandt. De overheid heeft ten aanzien van de VTH-taken een preventieve rol. Aannemers, vergunninghouders, eigenaren, burgers en ondernemers in het algemeen zijn zelf verantwoordelijk voor het naleven van de regels. De maatschappelijke ontwikkeling om burgers meer te wijzen op hun eigen verantwoordelijkheid, vertaalt zich ook door naar het vakgebied VTH, onder de term ‘publiek wat moet, privaat wat kan’ (Commissie Dekker).
In het wetsvoorstel ‘kwaliteitsborging voor het bouwen’ (Wkb) wordt het nieuwe stelsel van kwaliteitsborging in de bouw geïntroduceerd. Met dit nieuwe stelsel wordt beoogd meer verantwoording bij marktpartijen neer te leggen. De rol van de gemeente als bevoegd gezag verandert door het nieuwe stelsel van kwaliteitsborging in de bouw. De bouwtechnische toets en het toezicht tijdens de bouw zullen in het nieuwe stelsel van kwaliteitsborging in de bouw uitgevoerd worden door een marktpartij en niet meer door de gemeente. De gemeente behoudt wel haar taak voor de planologische beoordeling, welstandstoets en toetsing van de omgevingsveiligheid. Ook blijft de gemeente verantwoordelijk voor toezicht op welstand, monumenten, bestaande bouw (minimumeisen bestaande bouw en gebruikseisen) en voor de handhaving.
Begonnen wordt met bouwwerken die vallen onder de gevolgklasse 1 (eenvoudigere bouwwerken zoals grondgebonden woningen). In de praktijk blijkt dat binnen het gros van de gemeenten de meeste bouwwerken vallen onder gevolgklasse 1, waardoor deze fase de meeste impact zal hebben. Het bouwtechnische gedeelte van het werk valt daarmee weg bij de gemeente, wat invloed heeft op de capaciteit zowel binnen de organisatie als buiten de organisatie. Later (naar verwachting in 2020) volgt uitbreiding van het systeem naar andere meer complexe bouwwerken die vallen onder de gevolgklasse 2 en 3. Het is echter onduidelijk wanneer het wetsvoorstel tot wet verheven wordt. De verwachting is dat het voorstel tegelijk met de Omgevingswet in werking zal treden. Op 29 juni 2018 heeft de Minister een brief naar de Eerste Kamer gestuurd waarin ze de vragen van de Eerste Kamer beantwoordt en de kamer verzoekt het voorstel weer in behandeling te nemen. De Eerste Kamer heeft het voorstel aangehouden totdat de Tweede Kamer een aangekondigd debat over dit onderwerp heeft gehouden. Door de lange onduidelijkheid rondom dit wetsvoorstel is het lastig om te anticiperen op dit wetsvoorstel. De ontwikkelingen worden op de voet gevolgd. Voor nu betekent dit wel dat de VTH kwaliteitseisen en de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen nog niet met elkaar verbonden zijn. Welke invloed de verschuiving van toets vooraf, naar controle achteraf heeft op de capaciteit is vooralsnog lastig in te schatten.
1.5.3 Kwaliteitscriteria 2.1
In 2009 zijn er afspraken gemaakt tussen het Rijk, het IPO en de VNG: de Package deal. In de Package deal wordt gesproken over de vorming van de Regionale Uitvoeringsdiensten (RUD's), verdere decentralisatie van bevoegdheden en de kwaliteitscriteria. Voldoen aan deze kwaliteitscriteria draagt bij aan een betere uitvoering van de VTH-taken en een onafhankelijke en professionele overheid. De set kwaliteitscriteria (2.0) zijn regelmatig aangepast tot de definitieve versie in 2012: de Kwaliteitscriteria 2.1. De criteria hebben zowel betrekking op de kwaliteit van de organisatie als de kwaliteit van de medewerkers. De set maakt inzichtelijk welke kwaliteit burgers, bedrijven en instellingen, maar ook overheden onderling en als opdrachtgevers, mogen verwachten van de VTH-taken.
De criteria hebben zowel betrekking op de kwaliteit van de organisatie als de kwaliteit van de medewerkers. Voor de organisatie betekent dit dat er een sluitende beleidscyclus is (Big 8 cyclus) voor het opstellen van doelstellingen naar monitoring op het behalen van deze doelstellingen. Het fundament van kwaliteit is het afleveren van een zo goed mogelijk product. Hiervoor is vooral vakmanschap nodig. De criteria voor kritieke massa adresseren dit vakmanschap in termen van voldoende medewerkers, de juiste opleidingen ervaring, kennis en het onderhouden en het borgen daarvan.
Door nieuwe ontwikkelingen op het gebied van wet- en regelgeving, is er sprake van deregulering en daarmee een afname van taken. De verwachting is dat dit gevolgen heeft voor de benodigde personele capaciteit op die taken. Het gevolg kan zijn dat er onvoldoende personele capaciteit beschikbaar is om te voldoen aan het gewenste kwaliteitsniveau. Een oplossing hiervoor is het zoeken van samenwerking binnen de regio, waarbij in gezamenlijkheid wel kan worden voldaan aan de criteria.
Voor het vaststellen van het gewenste kwaliteitsniveau is voor de thuistaken een Verordening Kwaliteit VTH vastgesteld. Voor de basistaken die bij de Omgevingsdienst Midden en West Brabant zijn onder gebracht zijn de Kwaliteitscriteria 2.1 vastgelegd.
1.5.4 Omgevingswet
De Omgevingswet behelst een grootschalige transitie van het Omgevingsrecht. In 2021 treedt de Omgevingswet volgens de huidige planning in werking. Door regelgeving op het gebied van omgevingsrecht te bundelen en te vereenvoudigen, ontstaat er meer samenhang in het beleid. De wijzigingen in wet- en regelgeving vereisen straks een hele nieuwe manier van werken van overheden. Namelijk integraal, participatief, meer digitaal en gebruikmakend van lokaal maatwerk. In onderstaande figuur staan de verbeterdoelen van de Omgevingswet.
In 2019 gaan we binnen de gemeente Steenbergen aan de slag met de Omgevingswet. Wij zullen bepalen wat onze doelstellingen zijn en wat ons ambitieniveau is. Ook zal er worden gekeken naar de impact van de Omgevingswet op onze organisatie. De toekomstvisie zal ons handvatten geven voor de op te stellen omgevingsvisie. Pionieren en verkennen zijn twee belangrijke uitgangspunten die in 2019 nodig zijn om de Omgevingswet eigen te maken.
1.6 Opbouw omgevingsvergunningenbeleid
In voorliggend omgevingsvergunningenbeleid wordt in hoofdstuk 2 de risicoanalyse en prioritering omschreven. Vervolgens komen de uitvoeringsdoelstellingen, werkwijzen, technieken en instrumenten aan bod. Tot slot wordt beschreven hoe wij de uitvoering van het Omgevingsvergunningenbeleid borgen.
2. Risicoanalyse en prioriteitenberekening
2.1 Inleiding
Er zal nooit voldoende capaciteit zijn om alle taken uitputtend uit te voeren. Omgevingsvergunningenbeleid opstellen betekent dan ook keuzes maken. Deze keuzes worden gemaakt op basis van een risicoanalyse. Een risicoanalyse geeft hiermee uiteindelijk de mogelijkheid om de beschikbare middelen adequaat in te zetten.
De producten die geen onderdeel uitmaken van de risicoanalyse zijn die producten die geen rechtstreekse werking vanuit de Wabo hebben. Zo maken de meldingsplichtige activiteiten, aangestuurd vanuit het Bouwbesluit (melding brandveilig gebruik, sloopmelding), geen onderdeel uit van het Omgevingsvergunningenbeleid. De melding activiteitenbesluit geldt wel als indieningsvereisten voor een aanvraag omgevingsvergunning maar vindt zijn oorsprong in de Wet milieubeheer. Ook dit product maakt geen onderdeel uit van het Omgevingsvergunningenbeleid. Per 1 januari 2018 is het Besluit Brandveilig Gebruik Basishulpverlening Overige Plaatsen in werking getreden. Dit besluit regelt de melding brandveilig gebruik voor tijdelijke bouwsels wel of niet behorend bij een evenement. Dit product wordt rechtstreeks aangestuurd vanuit het Besluit en vindt zijn aansturing niet vanuit de Wabo. Hierdoor maakt ook dit product geen onderdeel uit van het Omgevingsvergunningenbeleid.
Om de medewerkers zo effectief mogelijk in te zetten, moet bepaald worden waar binnen de gemeenten nadruk op wordt gelegd en waarop niet. Gebruikelijk is dat de nadruk wordt gelegd op zaken waarbij het risico tot een calamiteit het hoogst is, wanneer er te weinig aandacht aan besteed wordt. Deze afweging vindt plaats door de toepassing van een zogenoemd risicomodel. In dit beleidsplan wordt dit toegepast op aanvragen die leiden tot een omgevingsvergunning. Het model biedt gebruikers de mogelijkheid om op basis van een risico-inschatting de diepgang te bepalen binnen de toetsing van aanvragen om omgevingsvergunning.
2.2 Korte uitleg risico-analyse en prioriteitenberekening
Voor alle relevante activiteiten binnen de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is het risico bepaald. Dit risico is bepaald middels een vaste methodiek, die is ingezet tijdens interactieve sessies met de medewerkers om het risico inzichtelijk te krijgen. Bij deze methodiek zijn verschillende beoordelingscriteria in acht genomen, te weten:
Veiligheid: Draagt het gerealiseerde, afhankelijk van de ligging, ook bij aan een mogelijk onveilige situatie voor belendingen en gebruikers van de openbare ruimte?
Leefbaarheid: Heeft het project voor wat betreft gebruik invloed op de gebruikers in en rondom het object?
Financieel: Is er wezenlijk risico op economische schade voor de gemeenschap of de vergunninghouder?
Natuurschoon / Stadsschoon: In hoeverre wordt het milieu en de natuur aangetast? Wordt er afbreuk gedaan aan de (cultuur) historische waarden?
Gezondheid: In hoeverre is er afname van een gezond leefklimaat voor de mens en dier?
Bestuurlijk imago: Wat is de imagoschade die ontstaat voor het bestuur?
Aan elke risicoberekening hangt een prioriteit (zeer laag, laag, gemiddeld, hoog, zeer hoog). Deze prioriteit wordt direct doorberekend in de risicoanalyse. Zodoende is er per activiteit inzichtelijk wat zowel het risico als de bijbehorende prioriteit is. Vervolgens bepaalt de prioriteit met welke diepgang de specifieke aanvraag omgevingsvergunning dient te worden getoetst.
De risicoanalyse wordt uitgevoerd in een ‘Excel-tool’. In deze tool wordt ook (specifieker en technischer) uiteengezet hoe de risicoanalyse en bijbehorende prioritering tot stand komt.
De methode van risicobenadering wordt al jaren gehanteerd bij de uitvoering van handhavingstaken. Binnen het werkveld van vergunningverlening was dit tot dusver onbekend terrein. Een vaststaand format voor de bepaling van de prioritering was niet voorhanden. De gemeente Steenbergen heeft er voor gekozen om aansluiting te zoeken bij het risicomodel dat op basis van dit gezamenlijk opgestelde Omgevingsvergunningenbeleid wordt toegepast in de gemeente Bergen op Zoom en hoogstwaarschijnlijk in de toekomst ook in de gemeente Woensdrecht. Met de samenvoeging van Vergunningen, Toezicht en Handhaving in één beleidsplan zal deze priortering opnieuw worden bekeken.
Er is gekozen om niet de prioriteiten te koppelen aan Wabo-activiteiten (bouwen, handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening, slopen, kappen, etc.), zoals gesteld in artikel 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Gekozen is om de prioritering projectafhankelijk te bepalen. Binnen de projectbenadering komen de Wabo-gerelateerde activiteiten tot uiting. Als binnen een bepaald project meerdere Wabo-activiteiten benodigd zijn, hebben alle activiteiten binnen dat project eenzelfde prioriteit. De projecten worden gewaardeerd aan de hand van de gebruiksfunctie van het project. Aan de hand van de prioritering van het project, wordt de diepgang van de toetsing bepaald.
De prioritering in combinatie met de diepgang bepalen hoe een aanvraag omgevingsvergunning moet worden getoetst. De niveaus geven de diepgang van de toetsing weer.
De uitkomsten van de risicoanalyse vertalen zich in diverse prioriteringen met daaraan gekoppeld de diepgang van de toetsing. Gezien het belang van het aspect ‘veiligheid’, wordt dit aspect zwaarder belast in verhouding tot de overige factoren. In de matrix is dit zichtbaar gemaakt door het aspect ‘veiligheid’ dubbel te laten meewegen. De prioritering is niet van invloed op de werkvoorraad. Kortom een prioriteit hoog betekent niet dat deze aanvraag met voorrang dient te worden behandeld. Uitsluitend de diepgang van de toetsing wordt hierdoor bepaald.
De prioritering is tot stand gekomen door de vakinhoudelijke specialisten van de gemeenten Steenbergen, Woensdrecht en Bergen op Zoom. Deze hebben gezamenlijk de prioritering op elkaar afgestemd. Hierin zijn ook eventuele bestuurlijke risico’s meegenomen. De risicomatrix is daarmee voor de drie genoemde gemeenten gelijk.
2.3 Overzicht uitkomst risicoanalyse en prioritering
Project |
Gemiddeld risico |
Gemiddeld risico (veiligheid x 2) |
Veligheid |
Leefbaarheid |
Financieel |
Natuur / Stadsschoon |
Gezondheid |
Bestuurlijk imago |
Prioriteit (veiligheid x 2) |
Diepgang van toetsing |
Wonen; Gevolgklasse 1: Grondgebonden woonfucties tot en met maximaal 3 bouwlagen |
1 |
1,2 |
1 |
0 |
1 |
2 |
1 |
1 |
Laag |
N3 |
Wonen; Gevolgklasse 2 + 3: Grondgebonden woningen met 4 bouwlagen of meer, woongebouwen. |
1,5 |
1,8 |
2 |
1 |
1 |
2 |
1 |
2 |
Laag |
N3 |
Wonen; Uibreidingen, interne wijzigingen |
0,7 |
0,8 |
1 |
0 |
0 |
1 |
1 |
1 |
Zeer laag |
N3 |
Bijeenkomst; Lichte horeca (broodjeszaak, snackbar, restaurant zonder bezorging, buurthuis. |
2 |
2,3 |
2 |
2 |
4 |
2 |
1 |
1 |
Gemiddeld |
N2 |
Bijeenkomst; Middelzware horeca (café, grillroom, sportkantine, restaurant met bezorging ('s nachts open) |
2,7 |
3,2 |
3 |
3 |
3 |
3 |
2 |
2 |
Hoog |
N1 |
Bijeenkomst; Zware Horeca (dancing, discotheek, partycentrum, nachtclub (groot aantal bezoekers) |
3,7 |
4,3 |
4 |
4 |
4 |
3 |
3 |
4 |
Zeer hoog |
N1 |
Cellengebouw (gevangenis, gesloten inrichtingen) |
2 |
2,5 |
3 |
4 |
1 |
1 |
1 |
2 |
Gemiddeld |
N2 |
Gezondheid; verzorgings/ verpleegtehuis; ziekenhuis |
2,3 |
3,2 |
5 |
3 |
1 |
2 |
1 |
2 |
Hoog |
N1 |
Industrie; Agrarisch en agrarisch ondersteunend (veehouderijen, loonwerkbedrijven) |
3,3 |
3,8 |
3 |
4 |
2 |
3 |
4 |
4 |
Hoog |
N1 |
Industrie; Externe veiligheid, BRZO bedrijven. |
3,7 |
4,3 |
4 |
3 |
3 |
4 |
4 |
4 |
Zeer hoog |
N1 |
Lichte industrie, (agrarische) opslaggebouwen |
1,8 |
2,2 |
2 |
1 |
1 |
3 |
2 |
2 |
Gemiddeld |
N2 |
Kantoor; Kantoor |
1,5 |
1,7 |
1 |
3 |
1 |
1 |
2 |
1 |
Laag |
N3 |
Logies; Hotels, pensions en B&B's + (hostels) |
2,2 |
2,7 |
3 |
3 |
1 |
1 |
3 |
2 |
Gemiddeld |
N2 |
Logies; Opvangcentra, onderdak arbeidsmigranten, campeerterreinen |
2,8 |
3,3 |
3 |
4 |
2 |
2 |
3 |
3 |
Hoog |
N1 |
Onderwijs/opvang; Basisschool, middelbare school, kinderdagopvang, dagopvang overig |
2,5 |
3,2 |
4 |
3 |
2 |
1 |
3 |
2 |
Hoog |
N1 |
Sportfunctie; Sporthallen, sportvelden en bijbehorende accomodaties. |
1,8 |
2 |
1 |
3 |
1 |
1 |
3 |
2 |
Gemiddeld |
N2 |
Winkel; Kleinschalige winkelfuncties |
1,5 |
1,7 |
1 |
2 |
1 |
1 |
2 |
2 |
Laag |
N3 |
Winkel; Grootschalige detailhandelsactiviteiten (Supermarkten, bouwmarkten, tuincentra, autodealers, woninginrichting) |
2,7 |
3,2 |
3 |
4 |
2 |
1 |
3 |
3 |
Hoog |
N1 |
Overige gebruiksfunctie; Parkeergarage, windmolens e.d. |
2,5 |
3 |
3 |
4 |
2 |
2 |
2 |
2 |
Hoog |
N1 |
Andere overige gebruiksfuncties; fietsenstallingen; |
1,3 |
1,7 |
2 |
2 |
1 |
1 |
1 |
1 |
Laag |
N3 |
Bouwwerk, geen gebouw zijnde- reclamemasten e.d. |
1 |
1,2 |
1 |
1 |
1 |
1 |
1 |
1 |
Laag |
N3 |
Vergunningsplichtig slopen (Monumentale status, beschermd stadsgezicht) |
3 |
3,5 |
3 |
2 |
3 |
4 |
2 |
4 |
Hoog |
N1 |
Vergunninsplichting (verbouwen) monument |
2,7 |
3 |
2 |
2 |
3 |
4 |
2 |
3 |
Hoog |
N1 |
Grondwerkzaamheden waardevol gebied (Archeologisch en cultuurhistorisch) |
1,8 |
2 |
1 |
1 |
3 |
2 |
1 |
3 |
Gemiddeld |
N2 |
Kappen van bomen |
2 |
2,2 |
1 |
1 |
1 |
3 |
3 |
3 |
Gemiddeld |
N2 |
Overig (in te vullen per gemeente (bioscopen, theaters) |
3,2 |
3,8 |
4 |
4 |
4 |
3 |
2 |
2 |
Hoog |
N1 |
3. Doelstellingen
3.1 Inleiding
De ambities van het gemeentebestuur liggen op het gebied van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit. De zorg voor een goede fysieke leefomgeving is niet alleen de verantwoordelijkheid van de (lokale) overheid, maar van iedereen die in de gemeente woont, verblijft, werkt, onderneemt of recreëert. De bescherming van de fysieke leefomgeving staat centraal. Dit willen we niet bereiken via een terughoudende benadering van activiteiten, maar via een continue zorg voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving met ruimte voor ontwikkeling. Regels zijn er niet om ondernemers, burgers en ons als lokale overheid te belemmeren, maar om ons te ondersteunen bij het bereiken van de gemeentelijke ambities. Vergunningverlening vindt plaats binnen de wettelijke kaders en biedt waar mogelijk ruimte voor ondernemerschap van zowel burgers als bedrijven.
Nieuw ruimtelijk beleid wordt ruim geformuleerd, maar daarbij wel getoetst op uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid en voorzien van objectief toetsbare regels. Hierbij wordt reeds, waar mogelijk, geanticipeerd op de uitwerking van de in ontwikkeling zijnde Omgevingswet.
Bij deze benadering gaan wij uit van vertrouwen. Vertrouwen gaat hand in hand met het nemen van verantwoordelijkheid. Burgers, bedrijven en overheid mogen en moeten van elkaar kunnen verwachten dat zij zich houden aan hetgeen is afgesproken. Daar hoort ook bij dat de gemeente diegenen die de regels niet naleven ter verantwoording roept. Handhavend optreden draagt bij aan een gelijk speelveld en doet recht aan het rechtsgevoel van de samenleving dat verlangt dat regels worden nageleefd, dat gegeven vertrouwen niet wordt beschaamd en dat geen onherstelbare inbreuken worden gepleegd op een veilige, schone en gezonde fysieke leefomgeving. In het separate handhavingsbeleid wordt nader ingegaan op de handhavingsstrategie en nalevingsstrategie. Het bieden van ruimte voor ontwikkeling en tegelijkertijd het waarborgen van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving is het vertrekpunt bij zowel vergunningverlening alsmede het toezicht tijdens de bouw.
Bij de uitoefening van taken en bevoegdheden houdt de gemeente rekening met de samenhang van de relevante onderdelen en aspecten van de fysieke leefomgeving en van de rechtstreeks daarbij betrokken belangen. Ook wordt rekening gehouden met de taken en bevoegdheden van regionale, provinciale dan wel landelijke bestuursorganen. Dit veronderstelt een integrale benadering van de fysieke leefomgeving, uitgaande van initiatieven en opgaven in de fysieke leefomgeving zelf. Een goede samenwerking met de partners en voldoende capaciteit om in te spelen op ontwikkelingen is daarbij onontbeerlijk.
3.2 Beleidsdoelstellingen
Om, op basis van de aanwezige formatie, uitvoering te kunnen geven aan de ambities van het gemeentebestuur (veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit) is een prioriteitenlijst opgesteld. Dit wordt programmatisch werken genoemd. Door programmatisch te werken wordt de beschikbare capaciteit ingezet voor het maximaal toetsen van vergunningaanvragen daar waar de risico’s het grootst zijn en waarvoor onze deskundigheid en kennis het meest gevraagd is. Op die manier streeft de gemeente op een verantwoorde manier naar een veilige en gezonde fysieke leefomgeving.
Tijdens de looptijd van dit omgevingsvergunningenbeleid monitoren wij het beleid, het uitvoeringsprogramma en de uitvoering aan de hand van de doelstellingen. Daarnaast wordt het beleid gemonitord en uitvoering gegeven aan de hand van de volgende doelstellingen, specifiek voor vergunningverlening:
Vergunningverlening vindt plaats binnen de wettelijke kaders. Desalniettemin wordt het initiatief benaderd met de ja-mits benadering, in plaats van de van oorspronkelijk gehanteerde nee-tenzij benadering;
Vergunningverlening en bouwtoezicht worden op een professionele wijze en een kwalitatief adequaat niveau uitgevoerd. Het huidige niveau van taakuitvoering blijft gehandhaafd. Deze kwaliteit vertaalt zich in:
• het behalen van de wettelijke termijnen. Waar mogelijk wordt eerder op de aanvraag beslist;
• het deugdelijk motiveren van gemeentelijke besluiten;
• het verlenen van een kwalitatief hoogstaande en professionele dienstverlening.
• Juridische procedures zoveel mogelijk voorkomen door de inzet van informatie gesprekken en mediationvaardigheden.
Jaarlijks wordt het uitvoeringsprogramma opgesteld aan de hand van bovenstaande doelstellingen. De punten die de grondslag vormen voor het uitvoeringsprogramma gelden natuurlijk onverkort voor onze uitvoeringspartners. De doelstellingen uit het voorgaande uitvoeringsprogramma worden eveneens jaarlijks geëvalueerd. In onderstaande tabel staan de beleidsdoelstelling met bij behorende activiteiten schematisch weergegeven.
Beleidsdoelstelling |
Activiteiten |
|
1. |
In lijn met de komst van de Omgevingswet worden binnen de gemeente Steenbergen de vergunningaanvragen met een ‘ja-mits’ houding benaderd. |
Voorlichting geven door vergunningverleners; Tijd creëren om met vergunningaanvragers in gesprek te gaan/vooroverleg te voeren. |
2. |
Vergunningverlening wordt op een professionele wijze en een kwalitatief adequaat niveau uitgevoerd. |
Het behalen van de wettelijke termijnen, waar mogelijk wordt eerder op de aanvraag beslist; Het deugdelijk motiveren van besluiten; Het verlenen van transparante dienstverlening. |
3. |
Juridische procedures zo veel mogelijk voorkomen dan wel zo efficiënt en klantvriendelijk mogelijk afhandelen. |
Informatieve gesprekken/vooroverleggen met vergunningaanvragers; Informele aanpak bij bezwaren toepassen; Mediationvaardigheden inzetten en verder ontwikkelen bij vergunningverleners en juridisch medewerker(s). |
4. |
De prioriteitstelling in combinatie met de diepgang van toetsen wordt te allen tijde gehandhaafd. |
De omgevingsregisseur controleert de dossiers steeksproefsgewijs. |
4. Werkwijzen, technieken en instrumenten
4.1 Inleiding
In de wet- en regelgeving is bepaald voor welke activiteiten inwoners en bedrijven een vergunning moeten aanvragen of een melding moeten indienen om ze te mogen uitvoeren. Het is echter niet nodig om elke aanvraag die wordt ingediend even diepgaand te toetsen aan de betreffende wet- en regelgeving. Sommige activiteiten zijn namelijk wel vergunningplichtig, maar scoren laag op risico’s voor bijvoorbeeld veiligheid en gezondheid.
In paragraaf 2.2 is reeds een korte toelichting gegeven op de toepassing van de opgestelde risicoanalyse. In dit hoofdstuk wordt de diepgang van de inhoudelijke beoordeling van de aanvraag omgevingsvergunning bepaald.
4.2 Toetsingsprotocol
De prioritering uit de risicoanalyse bepaalt met welke diepgang een aanvraag om omgevingsvergunning voor dat specifieke project moet worden behandeld. De risicoanalyse gaat uit van een drietal scores, variërend van zeer laag naar zeer hoog. In deze paragraaf wordt deze prioritering vertaald naar de inhoudelijke toetsing van het werk.
Diepgang toetsing niveau 1 (N1)
Projecten die volgens de risicoanalyse op dit niveau scoren zijn aan te merken als ruimtelijk relevant met veel impact op de fysieke leefomgeving. Kan met enige zekerheid worden vastgesteld dat op basis van de aanwezige stukken voldaan wordt aan de geldende wet- en regelgeving? De onderdelen die gewogen worden zijn:
• Voldoet de aanvraag aan de indieningsvereisten uit de Regeling omgevingsrecht?
• Voldoen de invoergegevens en uitkomsten aan de geldende wet- en regelgeving? Aandachtsgebieden liggen hier op constructieve veiligheid en brandveiligheid. Voor bouwfysische aspecten blijft de aannemelijkheidstoets gelden;
• Voldoet de aanvraag aan het geldende bestemmingsplan;
• Voldoet de aanvraag aan de geldende parkeernormering;
• Voldoet de aanvraag aan het ter plaatse geldende welstandsniveau? Afhankelijk van het type project wordt het bouwplan voorgelegd aan de Welstandscommissie;
• Bij het toepassen van een buitenplanse afwijkingsprocedure dient, indien noodzakelijk, een planschadeverhaalovereenkomst gesloten te worden;
• Milieutechnische aspecten. Afhankelijk van het project dienen de milieutechnische aspecten (geluid, bodem) beoordeeld te worden.
• Indien noodzakelijk wordt advies ingewonnen bij de Agrarische Adviescommissie Bouwaanvragen, Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant, Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant;
• Voldoet de aanvraag aan provinciaal beleid?
• Is de verkeersaantrekkende werking en de verkeersafwikkeling afdoende geborgd?
Diepgang toetsing niveau 2 (N2)
Projecten die volgens de risicoanalyse op dit niveau scoren zijn aan te merken als ruimtelijk ondergeschikt met relatief weinig impact op de fysieke leefomgeving. De diepgang richt zich met name op de aannemelijkheidstoets.
• Kan op basis van de aanwezige stukken voldoende aannemelijk worden gemaakt dat voldaan wordt aan de geldende wet- en regelgeving?
• Voldoet de aanvraag aan de indieningsvereisten uit de Regeling omgevingsrecht?
• Voldoen de invoergegevens en uitkomsten aan de geldende wet- en regelgeving? Aandachtsgebieden liggen hier op constructieve veiligheid en brandveiligheid. Voor bouwfysische aspecten geldt de aanwezigheidstoets in het kader van de toets aan de indieningsvereisten;
• Voldoet de aanvraag aan het geldende bestemmingsplan;
• Voldoet de aanvraag aan de geldende parkeernormering;
• Voldoet de aanvraag aan het ter plaatse geldende welstandsniveau? Afhankelijk van het type project wordt het bouwplan voorgelegd aan de Welstandscommissie;
• Bij het toepassen van een buitenplanse afwijkingsprocedure dient, indien noodzakelijk, een planschadeverhaalovereenkomst gesloten te worden;
• Milieutechnische aspecten, in de vorm van beoordeling milieukundig bodemonderzoek dienen te worden beoordeeld;
• Is de verkeersaantrekkende werking en de verkeersafwikkeling afdoende geborgd?
Diepgang toetsing niveau 3 (N3)
Projecten die volgens de risicoanalyse op dit niveau scoren zijn over het algemeen aan te merken als ruimtelijk ondergeschikt met weinig tot geen impact op de fysieke leefomgeving. De diepgang richt zich met name op de aanwezigheidstoets. Vanwege de veiligheidsdoelstelling van de gemeentebesturen wordt het aspect brandveiligheid, constructieve veiligheid en omgevingsveiligheid, afhankelijk van het project nader onderzocht.
Verder wordt afhankelijk van de specifieke situatie de aanvraag getoetst aan het ter plaatse geldende welstandsniveau.
Milieutechnische aspecten, in de vorm van de beoordeling van een milieukundig bodemonderzoek dienen te worden beoordeeld. Los van de bepaalde prioritering is het mogelijk om afhankelijk van het project extra toetsingen uit te voeren die noodzakelijk zijn ter bescherming van de fysieke leefomgeving.
Voor personen die een inrichting drijven geldt dat een frontoffice medewerker beschikbaar is om vragen te behandelen. Voor ingewikkelde zaken verwijst hij door naar de milieudienst (OMWB). Er is een contactpersoon van de OMWB een dag in de week aanwezig op het gemeentehuis van Steenbergen.
4.3 Samenwerking met externe partijen
Binnen het taakveld vergunningverlening kunnen tijdens de behandeling van een aanvraag omgevingsvergunning diverse externe partijen betrokken zijn. Partijen die in de zin van advisering betrokken worden, of partijen die een controlerende functie vervullen bij de totstandkoming van een omgevingsvergunning en de kwaliteit er van. Onderstaand overzicht maakt inzichtelijk met welke partijen door de gemeente de samenwerking wordt gezocht en welke rol zij daarin vervullen.
Externe samenwerking |
||
Doel |
Opmerking |
|
Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant |
De veiligheidsregio adviseert afhankelijk van het Wabo-project op het gebied van brandveiligheid en indien afgeweken moet worden van het bestemmingsplan op het gebied van externe veiligheid. |
In de praktijk is dit met name de brandweer in het kader van advisering en controle ten aanzien van het Bouwbesluit / brandveilig gebruik. |
Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant |
De OMWB adviseert afhankelijk van het Wabo project op het gebied van bodem, lucht, geluid etc. Indien wordt afgeweken wordt van het bestemmingsplan kan expertise worden verlangd ter motivering van de milieutechnische aspecten in het kader van een goede ruimtelijke ordening. |
Opdrachten naar de OMWB lopen via de gemeentelijke accountbeheerder. |
Commissie ruimtelijke kwaliteit |
Deze commissie is belast met het adviseren van het college van Burgemeester en Wethouders ten aanzien van vergunningaanvragen op het gebied van welstand- en monumentenaspecten. |
De commissieleden zijn aangewezen door het college van Burgemeester en Wethouders en worden middels een dienstverleningsovereenkomst ingehuurd. De werkwijze is beschreven in de Verordening regelende de samenstelling en taak van de commissie ruimtelijke kwaliteit gemeente Steenbergen 2015. |
Rijksdienst cultureel erfgoed (RCE) |
Afhankelijk van de impact van het ontwerp adviseert RCE over het behoud van het cultureel erfgoed. |
|
Provincie Noord-Brabant |
Bij ruimtelijke afwegingen die vallen onder de uitgebreide procedure dient afstemming gezocht te worden. |
Deze afstemming vindt plaats via een vast contactpersoon bij de provincie Noord-Brabant |
Waterschap |
Bij ruimtelijke afwegingen die vallen onder de uitgebreide procedure en die van invloed zijn op het oppervlaktewater of de wijze hoe omgegaan wordt met de afvoer naar het oppervlaktewater dient afstemming gezocht te worden. |
Wettelijk adviseur ex artikel 2.26 Wabo. Afstemming vindt plaats via contactpersoon |
5. Borging uitvoering
5.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt uiteengezet hoe de uitvoering van het omgevingsvergunningenbeleid geborgd wordt.
5.2 Middelen
De gemeente voert veel van haar vergunningverleningstaken in het kader van de fysieke leefomgeving in eigen beheer uit. Voor wat betreft de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht gaat het dan om de taken die genoemd zijn in artikel 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
De verantwoordelijkheid voor de integrale uitvoering van de VTH taken ligt bij de teammanager van het desbetreffende team. Voor zover daarbij van de adviezen en bijdragen van andere teams binnen de gemeente gebruik moet worden gemaakt, laat dit de verantwoordelijkheid voor de integraliteit van uitvoering ongemoeid.
Ambitie en capaciteit moeten bij elkaar passen. De aanwezige middelen voor het behandelen van een aanvraag om omgevingsvergunning en het toezicht op naleving van de verleende vergunningen zijn beperkt. In de jaarlijkse uitvoeringsplannen wordt aangegeven wat de verwachte omvang van de taken is en met welke formatie die kan worden uitgevoerd. De capaciteit voor het verrichten van toezicht tijdens de bouw is geïntegreerd in het separate Handhavingsbeleidsplan.
Personeelsformatie
De gemeentelijke taken op het gebied van de afhandeling van aanvragen om een omgevingsvergunning worden grotendeels uitgevoerd door het team Wonen, Werken en Beleven, cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving. Daarnaast is een aantal specifieke (advies)taken belegd bij andere teams in de organisatie en bij partners als de OMWB en de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant. De benodigde capaciteit wordt berekend vanuit de gestelde doelen. Dit wordt vervolgens afgezet tegen de beschikbare capaciteit en geborgd in de begroting. Jaarlijks wordt de benodigde en beschikbare capaciteit opgenomen in het uitvoeringsprogramma. Structurele wijzigingen in de capaciteit, inclusief de daarbij horende middelen, kunnen jaarlijks aan de raad worden voorgesteld tijdens het vaststellen van de begroting. Uitgangspunt is dat de legesinkomsten kostendekkend zijn voor de personeelsformatie die benodigd is voor de uitvoering van dit Omgevingsvergunningenbeleid.
Taken en verantwoordelijkheden
De werkzaamheden binnen het terrein van de omgevingsvergunningen worden uitgevoerd door bouwinspecteurs, toezichthouders, juristen en adviseurs. Taken en verantwoordelijkheden zijn op hoofdlijnen vastgelegd in de functiebeschrijvingen. Binnen de OMWB is de personeelsformatie, inclusief taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden, in het functieboek vastgelegd. Bij de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant zijn de taken en verantwoordelijkheden beschreven in het basistakenpakket.
Opleiding
Concern breed is er een opleidingsbudget waar opleidingen en cursussen uit gefinancierd kunnen worden. Om te waarborgen dat medewerkers adequaat zijn opgeleid wordt jaarlijks geïnventariseerd welke opleidingen (moeten) worden gevolgd. Soms betreft dit wensen van medewerkers zelf, maar waar nodig worden medewerkers verplicht om een opleiding te volgen indien dit noodzakelijk is voor een adequate uitvoering van de taken en/of wanneer dit een wettelijke plicht betreft. Hierbij wordt tevens rekening gehouden met de opleidingseisen in het kader van de VTH criteria. Vanuit het samenwerkingsverband ‘Brabantse Wal’ is geïnventariseerd welke opleidingen en trainingen gevolgd moeten worden om te kunnen voldoen aan de kwaliteitscriteria. De benodigde bijscholing zal waar mogelijk in-company worden gevolgd.
De basis van de OMWB evenals de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant is mede gelegen in het belang van de waarborging van een adequate en objectieve uitvoering van hun adviserende rol. Medewerkers die hiertoe een functie vervullen binnen het taakveld Wabo, dienen adequaat te zijn opgeleid. De verantwoordelijkheid hiertoe ligt bij deze adviserende organisaties.
5.3 Uitvoeringsprogramma’s en evaluatie hiervan
Het Omgevingsvergunningenbeleid wordt uitgewerkt in een uitvoeringsprogramma. Dit wordt jaarlijks voor 1 februari vastgesteld. Hierin wordt uiteengezet hoe er in het betreffende jaar specifieke invulling gegeven wordt aan het Omgevingsvergunningenbeleid. De uitvoeringsplannen worden jaarlijks geëvalueerd, waarbij ook in acht wordt genomen in hoeverre het uitvoeringsplan heeft bijgedragen aan de realisatie van het omgevingsvergunningenbeleid. Een belangrijk onderdeel hiervan is de monitoring of de beleidsdoelstellingen worden behaald.
Met het evaluatieverslag, dat jaarlijks voor 1 mei wordt vastgesteld, worden de besturen geïnformeerd over de uitgevoerde taken op het gebied van de omgevingsvergunningen, de mate waarin uitvoeringsdoelstellingen zijn behaald, de mate en kwaliteit van samenwerking met externe partijen (zoals de Omgevingsdienst), enz. Het evaluatieverslag wordt bekend gemaakt aan de gemeenteraad.
5.4 Evaluatie omgevingsvergunningenbeleidsplan
Het omgevingsvergunningenbeleid wordt voor een beleidsperiode vastgesteld. Het beleid wordt dus echter wel, zoals hierboven beschreven, continue bezien (uitvoeringsplannen en evaluatie hiervan). Wanneer nodig blijkt kan het beleidsplan aangepast worden. Hierbij speelt de toekomstige ontwikkeling van het cluster Vergunningen, Toezicht en Handhaving een rol. De ambitie is te komen tot één VTH-beleid voor de gemeente Steenbergen. Hierbij zal de evaluatie van dit Omgevingsvergunningenbeleid worden meegenomen. Het uitgangspunt voor de ontwikkeling van het cluster VTH en het VTH-beleid zal zijn het ketengericht werken; van vergunningaanvraag tot uiteindelijk eventuele handhaving binnen één cluster. Andere mogelijke redenen om het beleidsplan tussentijds aan te passen zijn:
• evaluatie van de uitvoeringsplannen;
• calamiteiten en/of bijzondere gevallen op landelijk dan wel lokaal niveau;
• einde beleidsperiode.
In het Omgevingsvergunningenbeleid wordt de strategische koers bepaald op basis waarvan de gemeentelijke vergunningstaak wordt uitgevoerd. Dit gebeurt op basis van vastgestelde prioriteiten en hieruit voortvloeiende beleidsdoelstellingen voor de betreffende beleidsperiode.
Het Omgevingsvergunningenbeleid wordt vervolgens jaarlijks naar uitvoeringsprogramma’s vertaald. Het Omgevingsvergunningenbeleid is dus een kader op basis waarvan uitvoering wordt gegeven aan de vergunningstaak.
Met het evaluatieverslag wordt het bestuur geïnformeerd over de mate waarin het Omgevingsvergunningenbeleid ten uitvoering is gebracht. Hierbij wordt de uitvoering t.o.v. de risico-prioritering en de beleidsdoelstellingen als leidraad genomen.
Dit evaluatieverslag moet in verbetermaatregelen resulteren en dient daarmee uiteindelijk als input voor het Omgevingsvergunningenbeleid dan wel het VTH-beleid. Op deze wijze wordt continue verbetering binnen de ambtelijke organisatie geborgd.
Bijlage I: Uitgebreide en reguliere procedure: Werkwijzen, technieken en instrumenten
Doel
Op basis van (juridisch correcte) overweging het nemen van een besluit op een aanvraag omgevingsvergunning.
Verantwoordelijk
De medewerker vergunningen is, namens het college, verantwoordelijk voor het tijdig besluiten op de aanvraag.
Input
De input van dit proces is de ontvangst van een aanvraag omgevingsvergunning.
- Deze wordt per post, mail of digitaal via het OLO ontvangen;
Output
Een juridische correct besluit (beschikking)
Opmerking
In onderstaand proces is niet aangegeven wanneer er een brief wordt verstuurd (per mail of per post)
Hier is voor gekozen omdat deze vorm van communicatie op elke willekeurige moment kan worden in gezet.
Daarnaast is de inhoud c.q. strekking van de brief te afhankelijk van ingekomen aanvraag en daardoor niet als vast moment te plaatsen in een proces. Zie ook “mogelijke briefmomenten” onder dit proces
N r . |
Naam pro c ess t ap |
Ui t v oere n de |
B es c hrij v i ng |
B e n o di g de d oc u m en t a ti e |
1. |
Ontvangen aanvraag |
DIV |
Aanvragen van een omgevingsvergunning worden ontvangen. |
|
2. |
Registreren |
DIV |
Aanvraag wordt geregistreerd en wordt in de voorraad van de behandelde afdeling geplaatst. |
|
3. |
Publiceren |
Administratie medewerker |
Aanvraag wordt gepubliceerd. (verplicht) |
|
4a. |
Verdelen aanvragen |
Omgevings-regisseur |
De omgevingsregisseur verdeelt de aanvragen. |
|
4b. |
Beoordelen bevoegd gezag |
Behandelend medewerker |
De medewerker beoordeelt of de gemeente bevoegd gezag is of de provincie / waterschap |
|
5. |
Toets Bibobbeleid |
Behandeld medewerker |
De medewerker toetst de aanvraag aan het Bibobbeleid. |
|
Toets vergunningvrij |
Behandeld medewerker |
De medewerker toetst de aanvraag aan het Bijlage II van het Bor. |
||
Toets op activiteiten |
Behandeld medewerker |
De medewerker beoordeeld of de benodigde activiteiten aanwezig zijn (natuurbescherming, milieu etc.) |
N r . |
Naam pro c ess t ap |
Ui t v oere n de |
B es c hrij v i ng |
B e n o di g de d oc u m en t a ti e |
Uitzetten adviezen (ontvankelijk) |
Behandeld medewerker |
Als de noodzaak aanwezig is zet de medewerker de vraag uit bij collega’s/derden om aan te geven of het onderdeel compleet is. |
||
Beoordeling op ontvankelijkheid |
Behandeld medewerker |
De medewerker beoordeeld of er voor zijn onderdeel voldoende stukken aanwezig zijn om een beoordeling te maken. |
Mor |
|
Toetsing lokale regelgeving |
Behandeld medewerker |
Controle aanwezigheid vooroverleg en anders toets bouwplan aan geldend b.p. |
||
6 |
Toetsing landelijke wetgeving |
Behandeld medewerker |
Stukken toetsen op aannemelijkheid. Aangetoond dient te zijn dat voldaan wordt aan landelijke wetgeving zoals b.v. het Bouwbesluit. |
C hec k li st bouwbe s l u i t |
Toetsing lokale regelgeving |
Behandeld medewerker |
Als de noodzaak nog aanwezig is, toets bouwplan aan geldend bestemmingsplan en/of Toets bouwplan aan welstandbeleid o.a. sneltoetscriteria of voorleggen aan commissie. |
D o c . Toe t s B P en we l s t and. Adv i es we l s t and |
|
Uitzetten adviezen |
Behandeld medewerker |
Als de noodzaak aanwezig is zet de behandelaar zet adviezen uit bij collega’s of derden o.a. brandweer, OMWB etc. |
D o c . A dv i es derden |
|
7 |
Ontvangst aangepaste & ontbrekende gegevens |
Behandeld medewerker |
(opnieuw) toetsing onderdelen 10a t/m 10c |
Re g u l i er p r oc e d u r e |
||||
8a |
Beschikking |
Behandeld medewerker |
Samenvoegen adviezen en opstellen te nemen besluit op de ingekomen aanvraag omgevingsvergunning. |
|
9a |
Afstemmen/ Informeren |
Behandeld medewerker |
Als de noodzaak aanwezig is wordt het besluit doorgenomen met de betreffende portefeuillehouder en voorgelegd aan B&W. |
|
10a |
Verzenden |
Administratie medewerker |
Verzenden van het besluit. |
|
11a |
Publiceren |
Administratie medewerker |
Bekendmaken van het genomen besluit. (NIET verplicht) |
Uitgebreide p r oc e d u r e |
||||
8b |
Beschikking concept |
Behandeld medewerker |
Opstellen te nemen conceptbesluit op de ingekomen aanvraag omgevingsvergunning. |
|
9b |
Versturen |
Behandeld medewerker |
Toezenden van de conceptbeschikking aan de aanvrager en adviseurs. |
|
10b |
Afstemmen/ Informeren |
Behandeld medewerker |
Als de noodzaak aanwezig is wordt het besluit doorgenomen met de betreffende wethouder |
|
11b |
Ter inzage legging |
Administratie medewerker |
Ter inzage leggen van het conceptbesluit. |
|
12b |
Beschikking def. |
Administratie medewerker |
Eventuele zienswijze meenemen in def. besluit op de ingekomen aanvraag omgevingsvergunning. |
|
13b |
Afstemmen/ Informeren |
Behandeld medewerker |
Als de noodzaak aanwezig is wordt het besluit doorgenomen met de betreffende port. houder en voorleggen aan B&W. |
|
14b |
Verzenden |
Administratie medewerker |
Verzenden van het def. besluit |
|
15b |
Publiceren |
Administratie medewerker |
Bekendmaken van het genomen besluit. (NIET verplicht) |
Mogelijke briefmomenten |
||||
Ontvangst- bevestiging |
medewerker |
Optioneel: De medewerker stuurt een ontvangstbevestiging . |
||
Versturen brief aanvraag compleet |
Behandeld medewerker |
De medewerker deelt mede dat de aanvraag compleet is / dat er voldoende gegevens aanwezig zijn om de aanvraag te beoordelen. of De behandelaar verzoekt om binnen een redelijke termijn aanvullende stukken aan te leveren. |
Adviezen derden Checklist Mor |
|
Versturen brief na ontvangen van de aanvullende stukken |
Behandeld medewerker |
De behandelaar deelt mede dat de aanvraag na aanvulling compleet is. of De behandelaar stelt de aanvraag buiten behandeling wegens ontbrekende stukken (verder naar stap 13a of 13b) |
||
Versturen brief naar aanleiding van de uitkomst van de toetsing (negatief) |
Behandeld medewerker |
De medewerker geeft aan wat er inhoudelijk niet klopt. Indien noodzakelijk verlengen c.q. opschorten en mogelijkheid bieden tot aanpassen, indien mogelijk uiteraard) |
Doc. Inh. niet akk. en termijn verlengen; Adviezen derden. |