gemeente Steenbergen | Subsidieregels Peuteropvang gemeente Steenbergen 2017

Officiele publicatie

Subsidieregels Peuteropvang gemeente Steenbergen 2017

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenbergen,

gelet op titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene subsidieverordening Steenbergen;

besluit:

vast te stellen de navolgende subsidieregels Peuteropvang 2017 met inbegrip van de daarbij behorende bijlage.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

  • a.
    Peuters: in de gemeente Steenbergen woonachtige kinderen van 2 tot 4 jaar.
  • b.
    Peuterkind: Kind van 2 tot 4 jaar van een kostwinnersgezin ( één van de ouders heeft wel een inkomen, de andere niet) en die als gevolg daarvan die niet onder de Wetkinderopvang vallen.
  • c.
    Doelgroeppeuter: kind van 2,5 tot 4 jaar dat op indicatie van de Thuiszorg West-Brabant in aanmerking komt voor een peuterplaats VVE.
  • d.
    Peutergroep: een groep die bestaat uit peuterplaatsen peuterkinderen, peuterplaatsen regulier en peuterplaatsen VVE.
  • e.
    Peuterplaats regulier: plek van twee dagdelen per week, gedurende 40 weken per jaar, zonder gemeentelijke subsidie. Het aantal uren per peuterplaats per week is 6. De plek bevindt zich op een peuteropvang- of kinderopvanglocatie die in het LRKP staat geregistreerd.
  • f.
    Peuterplaats peuterkind: plek van twee dagdelen per week, gedurende 40 weken per jaar met gemeentelijke subsidie. Het aantal uren per peuterplaats per week is 6. De plek bevindt zich op een peuteropvang- of kinderopvanglocatie die in het LRKP staat geregistreerd met VVE Certificatie.
  • g.
    Peuterplaats VVE: plek voor doelgroeppeuters vanaf 2,5 jaar tot het moment waarop zij uitstromen naar de basisschool, van vier dagdelen per week, verspreid over minimaal 2 weekdagen, gedurende 40 weken per jaar. Het aantal uren per week is 12 verdeeld over 4 dagdelen van 3 uur. De plek bevindt zich op een peuteropvanglocatie die in het LRKP staat geregistreerd met VVE Certificatie.
  • h.
    Peuteropvang: educatieve opvang voor kinderen vanaf 2 jaar tot het moment waarop zij naar de basisschool uitstromen, gericht op ontwikkelingsstimulering en voorbereiding op de basisschool en die voldoet aan de eisen uit de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen met het daarbij behorende Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie. Peuteropvang wordt uitgevoerd op peuteropvanglocaties die VVE gecertificeerd zijn in groepen van maximaal 16 peuters per groep. De ontwikkeling van alle peuters wordt gevolgd middels een observatiesysteem dat de peuter / kleuterontwikkeling en/of de leervorderingen op een gestructureerde wijze voor alle kinderen in beeld brengt.
  • i.
    VVE: het doel van voor en vroegschoolse educatie is om peuters met een mogelijke (taal)achterstand, ook wel‘doelgroepkinderen’ genoemd, beter voor te bereiden op de basisschool en er voor te zorgen dat kleuters zonder achterstand naar groep 3 kunnen.

Voorschoolse educatie is voor doelgroeppeuters op peuterspeelzalen en kinderdagverblijven;

Vroegschoolse educatie is bedoeld voor doelgroepkleuters uit groep 1 en 2.

Deze subsidieregels hebben uitsluitend betrekking op de voorschoolse educatie.

  • j.
    Ouders: ouder(s) of verzorgers van de peuter.
  • k.
    Ouderbijdrage: financiële vergoeding die ouders moeten betalen voor de afname van een peuterplaats voor hun kind, afgestemd op het verzamelinkomen van het huishouden of op een vaste ouderbijdrage.
  • l.
    Kinderopvangtoeslag: de tegemoetkoming van het Rijk aan ouders bedoeld als gedeeltelijke bijdrage in de kosten voor in het LRKP geregistreerde kinderopvang.
  • m.
    Kinderdagverblijf: locatie waar dagopvang voor kinderen tussen de 0 en 4 jaar wordt gerealiseerd, volgens de eisen van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.
  • n.
    Houder: de rechtspersoon aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet toebehoort, waarbij onder ‘onderneming’ wordt begrepen een in Steenbergen gevestigde locatie voor kinderopvang waar peuteropvang wordt uitgevoerd en die in het Landelijk Register Kinderopvang en peuterspeelzalen (LRKP) staat geregistreerd als kinderdagverblijf met VVE certificatie.
  • o.
    LRKP: Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen: Register waarin kinderopvangvoorzieningen en peuterspeelzalen zijn opgenomen die voldoen aan de wettelijke eisen.
  • p.
    DUO: Dienst Uitvoering Onderwijs, onderdeel van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
  • q.
    Bestuursrechtelijke handhaving: handhaving in de vorm van een genomen besluit tot het opleggen van een last onder dwangsom, bestuursdwang of een bestuurlijke boete.
  • r.
    Peuteropvanglocatie: de locatie in Steenbergen, geregistreerd als kinderdagverblijf in het LRKP, waar de houder peuteropvang uitvoert. De locatie is tenminste vier dagdelen per week geopend voor peuteropvang.
  • s.
    Vereiste taalniveaus: de landelijk gehanteerde eisen aan de taalniveaus van pedagogisch medewerkers op de peuterwerklocaties, te weten 2F voor schrijfvaardigheid en 3F voor spreek- en luistervaardigheid. Deze eisen zijn afkomstig uit de Referentieniveaus taal van de commissie Meijerink.
  • t.
    VVE (voor- en vroegschoolse educatie): hier opgevat als peuteropvang voor kinderen vanaf 2,5 jaar tot het moment waarop zij naar de basisschool uitstromen, waarin via een VVE-programma op gestructureerde en samenhangende wijze activiteiten worden aangeboden gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen op het gebied van rekenen, taal, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling.
  • u.
    VVE-programma: een programma waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling. Onderstaande programma’s (per 1 september 2015) zijn door een onafhankelijke erkenningscommissie erkend.
    • -
      Doe meer met Bas
    • -
      Kaleidoscoop
    • -
      Piramide
    • -
      Speelplezier
    • -
      Sporen
    • -
      Startblokken en Basisontwikkeling
    • -
      Uk en Puk

Een houder die per 1/1/2016 nog geen erkend VVE-programma aanbiedt, krijgt de mogelijkheid tot uiterlijk 1/1/2017 om dit alsnog te regelen. Wanneer per 1/1/2017 geen erkend VVE-programma wordt gebruikt, vervalt de subsidie met ingang van deze datum.

  • v.
    VVE Kwaliteit : de VVE kwaliteit is die conform de vereisten van de Inspectie van het Onderwijs.
  • w.
    Evenwichtige peutergroep: de samenstelling van de groep betreft peuters vanuit alle doelgroepen (peuterkind, doelgroepkind en reguliere peuter) en van ouders met en zonder kinderopvangtoeslag.
  • x.
    Inkomensverklaring (voorheen IB 60): een officiële verklaring van de Belastingdienst inzake de inkomensgegevens van een persoon in een bepaald belastingjaar.
  • y.
    Verzamelinkomen: Door de Belastingdienst gehanteerde term voor het jaarinkomen uit box 1, box 2 en box 3 verminderd met de aftrekposten. Het betreft hier het jaarinkomen van het hele gezin.

Artikel 2 Doel van de subsidieverlening

Deze subsidieregels hebben als doelstelling het mogelijk maken van de uitvoering van de peuteropvang, inclusief VVE, voor de periode januari tot en met december 2017.

Artikel 3 De aanvrager

Een subsidieaanvraag kan enkel worden ingediend door een houder.

Artikel 4 De aanvraag

  • 1.
    De aanvraag van een houder moet door de gemeente zijn ontvangen voor 1 januari 2017.
  • 2.
    Alleen tijdig ingediende en complete subsidieaanvragen, inclusief alle gevraagde bijlagen, worden in behandeling genomen.

Artikel 5 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

Voor het aanvragen van subsidie dienen de volgende gegevens en stukken overgelegd te worden:

  • 1.
    Het format subsidieaanvraag peuteropvang 2017 Gemeente Steenbergen.
  • 2.
    Houders die in de voorafgaande subsidieperiode geen subsidie voor peuteropvang hebben ontvangen, dienen daarnaast aan te leveren: de meest recente versie van het jaarverslag, de jaarrekening en de balans.
  • 3.
    Conform het gestelde in artikel 9 lid 2: de VVE-certificaten van de pedagogisch medewerkers van de peuteropvanglocaties waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Deze voorwaarde geldt voor:
    • -
      elke in deze subsidieperiode bestaande en nieuw te starten peuteropvanglocatie waarvoor subsidie wordt aangevraagd, en/of
    • -
      een in deze subsidieperiode nieuw aan te stellen pedagogisch medewerker op een peuteropvanglocatie waarvoor subsidie wordt aangevraagd en waarvoor in de voorafgaande subsidieperiode subsidie voor peuteropvang is verstrekt.
  • 4.
    Conform het gestelde in artikel 8 lid 1: bewijzen van de taalniveaus van de pedagogisch medewerkers van de peuteropvanglocaties waarvoor subsidie wordt aangevraagd, dan wel bewijzen van lopende deelname aan taalscholing die tot doel heeft de vereiste taalniveaus te bereiken. Deze voorwaarde geldt alleen:
    • -
      voor elke in deze subsidieperiode bestaande en nieuw te starten peuteropvanglocatie waarvoor subsidie wordt aangevraagd, en/of;
    • -
      voor elke in deze subsidieperiode nieuw aan te stellen pedagogisch medewerker op een peuteropvanglocatie waarvoor subsidie wordt aangevraagd en waarvoor in de voorafgaande subsidieperiode subsidie voor peuterwerk is verstrekt.
  • 5.
    Conform het gestelde in artikel 8 lid 1: een plan van aanpak voor samenwerking met het basisonderwijs.
  • 6.
    Conform het gestelde in artikel 10 lid 2 geeft de houder inzicht in de vaste ouderbijdrage die in rekening wordt gebracht voor peuterkinderen en doelgroepkinderen zonder recht op kinderopvangtoeslag.

Artikel 6 Doelgroepen

Subsidie is beschikbaar voor de volgende peuters:

  • 1.
    Peuterkinderen die een peuterplaats bezetten van maximaal 2 dagdelen per week gedurende 40 weken per jaar.
  • 2.
    Doelgroeppeuters (die niet onder de Wet Kinderopvang vallen) die een peuterplaats VVE bezetten van maximaal vier dagdelen per week gedurende 40 weken per jaar.
  • 3.
    Doelgroeppeuters (die wel onder de Wet Kinderopvang vallen) die een peuterplaats VVE bezetten van maximaal 4 dagdelen per week gedurende 40 weken per jaar.

Artikel 7 Hoogte van de subsidie

  • 1.
    Het college subsidieert een uurtarief voor peuteropvang met een maximum van € 9,-- per uur.
  • 2.
    Het college subsidieert per maand per bezette peuterplaats. Voor de in artikel 6 genoemde doelgroepen gelden de volgende maximale subsidiebedragen:
    • a.
      Voor de in artikel 6 lid 1 genoemde doelgroep bedraagt de maximale subsidie per bezette peuterplaats per jaar: maximaal 6 uren per week x maximaal € 9,-- per uur x 40 weken / 12 maanden minus de vaste geldende ouderbijdrage die de instelling in rekening brengt.
    • b.
      Voor de in artikel 6 lid 2 genoemde doelgroep bedraagt de maximale subsidie per bezette peuterplaats per jaar: maximaal 12 uren per week x maximaal € 9,-- per uur 40 weken/ 12 maanden minus de vaste geldende vaste ouderbijdrage die de instelling rekening brengt.
    • c.
      Voor de in artikel 6 lid 3 genoemde doelgroep bedraagt de maximale subsidie per bezette peuterplaats per jaar: maximaal 6 uren per week x maximaal € 9,-- per uur x 40 weken/12 maanden. De ouders betalen voor het 3e en 4e dagdeel geen ouderbijdrage.
    • d.
      De gemeente verstrekt voor de in artikel 6 lid 3 genoemde doelgroep eveneens een bijdrage in het verschil in kosten tussen het uurtarief van € 9,-- en het wettelijk vastgestelde wettelijke uurtarief van € 7,18 in 2017.
  • 3.
    Als de ouderbijdrage minder dan 12 keer per jaar in rekening wordt gebracht, dan vindt op bovenstaande berekeningen uit de tekst sub a, b en c een correctie plaats in de vorm van een aanpassing van de 12 maanden factor.
  • 7.
    Het definitieve subsidiebedrag wordt na afloop van de subsidieperiode (kalenderjaar), op basis van de gegevens uit de eindrapportage van de houder, inclusief het ingevulde rapportageformat ‘Eindrapportage Peuteropvang 2017’, door het college vastgesteld. Deze vaststelling vindt plaats op basis van het werkelijke aantal bezette peuterplaatsen (daaronder wordt hier begrepen het aantal afgenomen uren per werkelijk bezette Peuterplaats voor peuters genoemd in artikel 6 onder lid 1, 2 en 3), het gehanteerde uurtarief, en de totaal in rekening gebrachte ouderbijdrage en kan een terugvordering tot gevolg hebben als houder minder bezette peuterplaatsen heeft gerealiseerd dan het aantal waarop de hoogte van de subsidieverlening was gebaseerd.

Artikel 8Voorwaarden om voor subsidie in aanmerking te komen

  • 1.
    Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan houders die voldoen aan de volgende voorwaarden:
  • -
    Er wordt voldaan aan de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, het Besluit basisvoorwaarden voorschoolse educatie, kwaliteitseisen voor- en vroegschoolse educatie van de inspectie van het onderwijs en de vereisten vanuit de inspectie GGD.
  • -
    De locatie staat geregistreerd als kinderopvangvoorziening in het landelijk register met VVE Certificatie.
  • -
    Er wordt medewerking verleend aan onderzoek en monitoring om te controleren of voldaan wordt aan de subsidievoorwaarden.
  • -
    Er is sprake van een warme overdracht van peuters naar de basisschool. Dit houdt het volgende in:
  • -
    In de overdracht geeft de peuteropvanglocatie (als voorschoolse voorziening) persoonlijk en bij voorkeur in aanwezigheid van de ouders informatie mee over de ontwikkeling van het kind, onder andere op gebied van taal, spel, motoriek en hoe het kind met andere kinderen omgaat.
  • -
    De pedagogisch medewerkers beschikken op het moment van de start van de subsidieperiode over de vereiste taalniveaus, dan wel volgen aantoonbaar op het moment van de subsidieaanvraag scholing die tot doel heeft de genoemde taalniveaus te bereiken.
  • -
    De houder werkt voor elke peuteropvanglocatie aantoonbaar samen met een of meer basisscholen. Deze samenwerking blijkt uit een gezamenlijk plan van aanpak van de peuteropvanglocatie en de basisschool (of basisscholen) voor de realisatie van een doorgaande lijn. Het plan is ondertekend door beide partijen en bevat minimaal de eisen VVE van de Inspectie van het Onderwijs.
  • -
    De houder staat borg dat peuters niet langer dan twee maanden op een wachtlijst staan. - - De houder geeft maandelijks inzicht in de omvang van de wachtlijsten en waar en wanneer de peuters van de wachtlijst geplaatst zijn.
  • -
    De houder staat borg voor een evenwichtige bezetting van een peuteropvanggroep met peuters vanuit alle doelgroepen (Peuterkinderen, Doelgroepkinderen en Reguliere kinderen) en van ouders met en zonder kinderopvangtoeslag.
  • 2.
    Om in aanmerking te komen voor de subsidie voor doelgroepkinderen gelden de volgende aanvullende voorwaarden:
  • -
    Er dient gewerkt te worden met een erkend VVE programma.
  • -
    Alle beroepskrachten zijn toereikend conform de wettelijke eisen gekwalificeerd.
  • -
    De pedagogisch medewerkers op de betreffende peuteropvanglocatie zijn gecertificeerd voor het erkende VVE-programma waarmee op de locatie wordt gewerkt; er wordt uitgegaan van 2 gecertificeerde pedagogische medewerkers per groep en per dagdeel.
  • -
    Voor iedere VVE beroepskracht is een opleidingsplan aanwezig waarmee het kennisniveau actueel blijft en voldoet aan de (actuele) eisen van de overheid.
  • -
    Er is gericht ouderbeleid. De houder maakt jaarlijks per locatie een analyse van de ouderpopulatie. Op basis daarvan wordt specifiek ouderenbeleid geformuleerd dat past bij de behoeften en mogelijkheden van ouders op de betreffende locatie. Ook aan werkende ouders wordt een passend aanbod gedaan. Ouders worden actief betrokken bij de VVE activiteiten.
  • -
    De houder biedt (in samenwerking met het Centrum voor Jeugd en Gezin) per locatie concrete activiteiten aan om ouders te stimuleren thuis met hun peuter ontwikkelingsgestimuleerde activiteiten te gaan doen.
  • 3.
    De te subsidiëren activiteiten starten op zijn vroegst op 1 januari 2017 en lopen na de start maximaal door tot en met 31 december 2017.
  • 4.
    Onverminderd de weigeringgronden als bedoeld in artikel 10 van de Algemene subsidieverordening van de gemeente Steenbergen en de subsidievoorwaarden als opgenomen in deze subsidieregels, kan de subsidie in ieder geval worden geweigerd indien: a. voor een van de vestigingen van de houder vanaf het moment van subsidieaanvraag tot het moment van subsidieverlening bestuursrechtelijke handhaving van kracht is of wordt.

Artikel 9 Toetsing recht op een gesubsidieerde peuterplaats

  • 1.
    Voor het toetsen of een peuter in aanmerking komt voor een gesubsidieerde peuterplaats dient de houder vast te stellen of ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag. Dit doet de houder aan de hand van de Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag.
  • 2.
    Indien het verwachte verzamelinkomen over 2017 gewijzigd is ten opzichte van het verzamelinkomen dat is aangegeven op de Inkomensverklaring(en) over 2016 dient deze verklaring aangevuld te worden met documenten waaruit de hoogte van het verwachte verzamelinkomen over 2017 blijkt. Dit kunnen zijn: salarisstrook, uitkeringsspecificatie, werkgeversverklaring, verklaring van schuldsanering etc. Uit de documenten dient te blijken dat de inkomenswijziging structureel is, en in ieder geval geldt voor de maand voorafgaand aan plaatsing op een peuterplaats.
  • 3.
    De houder houdt een administratie bij van de documenten aan de hand waarvan de toetsing ‘recht op een gesubsidieerde plek’ is gedaan, en van bevindingen van deze toetsing.

Artikel 10a. De ouderbijdrage voor ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag

  • 1.
    De hoogte van de vaste ouderbijdrage die de houder in rekening brengt wordt door de houder jaarlijks geïndexeerd en vastgesteld.
  • 2.
    De houder geeft bij aanvraag van de subsidie inzicht in deze vaste ouderbijdrage en toont aan dat deze is geïndexeerd.

Artikel 10 b. De ouderbijdrage voor ouders met recht op kinderopvangtoeslag

  • 1.
    De houder brengt in 2017 € 7,18 per uur in rekening bij de ouders. Op basis van dit bedrag kunnen ouders kinderopvangtoeslag aanvragen. Het bedrag dat na aftrek van de kinderopvangtoeslag overblijft is de ouderbijdrage en deze komt overeen met de ouderbijdrage zoals uiteengezet in Bijlage 1 (VNG Adviestabel Ouderbijdrage 2017).
  • 2.
    Ouders van doelgroepkinderen betalen voor het 3e en 4e dagdeel geen ouderbijdrage.

Artikel 11 De subsidieverlening

  • 1.
    Het college beslist op een tijdig en compleet ingediende subsidieaanvraag binnen zes weken nadat de aanvraag is ingediend. Deze termijn kan met 6 weken verlengd worden.
  • 2.
    Indien gedurende de periode waarop de subsidieverlening betrekking heeft voor de betreffende peuteropvanglocatie bestuursrechtelijke handhaving van kracht wordt, kan dat het herzien of intrekken van het besluit tot subsidieverlening tot gevolg hebben en kan de subsidie geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd.

Artikel 12 Tussentijdse verantwoording

  • 1.
    De houder stelt het college ieder kwartaal op de hoogte van de actuele bezetting van het aantal peuterplaatsen waarvoor een aanvraag is ingediend.
  • 2.
    De houder dient deze verantwoording uiterlijk voorafgaand aan de laatste dag van de maanden: maart, juni, september en december 2017 in.

Artikel 13 Verantwoording subsidie

  • 1.
    De houder levert uiterlijk voor 1 mei 2018 een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in bij het college met behulp van een door het college vastgesteld format voor de eindrapportage van de houder in de vorm van het Rapportageformat: ‘Eindrapportage Peuteropvang 2017’. Deze aanvraag tot vaststelling bevat:
  • -
    Het rapportageformat ‘Eindrapportage Peuteropvang 2017’; een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;
  • -
    Een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en (voor zover van toepassing) inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);
  • -
    Een balans per eind van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop.
  • 2.
    Voor subsidies van € 50.000 - en hoger dient de eindrapportage voorzien te zijn van een controleverklaring.
  • 3.
    Voor de verstrekte subsidies geldt dat het college bij houder nadere gegevens kan opvragen om de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie conform de opgelegde voorwaarden te controleren. Daartoe is de houder verplicht het college desgewenst inzage te geven in diens administratie betreffende onder meer:
  • -
    Inkomensverklaringen of andere bewijzen hoogte gezinsinkomen; verklaringen geen recht op kinderopvangtoeslag van ouders;
  • -
    Plaatsingsovereenkomst peuter waaruit aantal uren, soort peuterplaats, ouderbijdrage en start- en (verwachte) einddatum blijken.
  • -
    Indicaties doelgroepkinderen, afgegeven door Thuiszorg West-Brabant, voor plaatsingen van doelgroeppeuters.

Artikel 14 Vaststelling subsidie

  • 1.
    De vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van de informatie uit de eindrapportage zoals genoemd in artikel 13 lid 1.
  • 2.
    Indien gedurende of na afloop van de subsidieperiode blijkt dat niet voldaan is aan de gehanteerde subsidiecriteria zoals genoemd in artikel 8, heeft het college het recht de subsidie te herzien of lager vast te stellen en de subsidie geheel of gedeeltelijk terug te vorderen.

Artikel 15 Hardheidsclausule

Het college beslist in alle voorkomende gevallen waarin deze nadere regels niet voorzien. Daarnaast is het college bevoegd om in bijzondere gevallen gemotiveerd van deze regeling af te wijken.

Artikel 16 Citeertitel

Deze nadere regels worden aangehaald als ‘Subsidieregels Peuteropvang 2017’.

Artikel 17 Reikwijdte van de nadere regels

Deze nadere regels zijn van toepassing op alle subsidies die het college in de periode januari tot en met december 2017 verstrekt voor de peuteropvang.

Artikel 18 Duur van de nadere regels

Deze nadere regels treden in werking op de dag na bekendmaking en blijven gelden voor zover dat voor de uitvoering van deze nadere regels nodig is, doch uiterlijk tot en met 31 december 2017.

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders d.d. 6 december 2016,

De secretaris, de burgemeester,

M.J.P. de Jongh, RA R.P. van den Belt, MBA