gemeente Steenbergen | Verordening maatschappelijke ondersteuning 2018 Steenbergen

Officiele publicatie

Wijzigingsbesluit Verordening maatschappelijke ondersteuning Steenbergen 2018

De raad van de gemeente Steenbergen;

In behandeling genomen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 01 december 2020

Gelet op:

de artikelen 2.1.3, 2.1.4, eerste, tweede, vierde en zesde lid, 2.1.5, eerste lid, 2.1.6, 2.1.7, 2.3.6, vierde lid, en 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

Besluit:

De “Verordening maatschappelijke ondersteuning Steenbergen 2018” wordt gewijzigd als volgt:

Intiluté

Gelet op wordt gewijzigd en zal luiden:

Gelet op:

de artikelen 2.1.3, 2.1.4, eerste, tweede, vierde en zesde lid, 2.1.5, eerste lid, 2.1.6, 2.1.7, 2.3.6, vierde lid, en 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

Artikel 1. Begripsbepalingen

Lid 1, sub a wordt toegevoegd en zal luiden:

  • a.
    Aanbieder: natuurlijke persoon of rechtspersoon die jegens het college gehouden is een algemene voorziening of een maatwerkvoorziening te leveren;

Het huidige lid 1, sub a t/m c worden doorgenummerd, en worden lid 1, sub b t/m d.

Lid 1, sub e wordt toegevoegd en zal luiden:

  • e.
    Algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning;

Het huidige lid 1, sub d t/m hh worden doorgenummerd, en worden lid 1, sub f t/m jj.

Artikel 8. Aanvraag

Lid 2 wordt gewijzigd en zal luiden:

  • 2.
    Het college kan een ondertekend verslag van het gesprek aanmerken als aanvraag om een maatwerkvoorziening.

Artikel 10. Afwijzingsgronden

Lid 1, sub b wordt gewijzigd en zal luiden:

  • b.
    indien het college door de cliënt niet in staat wordt gesteld om door middel van onderzoek en/of (medische) advisering, als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, vast te stellen of er een resultaatsverplichting is voor het college;

Lid 1, sub d wordt gewijzigd en zal luiden:

  • d.
    indien er sprake is van een voorziening waar op grond van een andere wettelijke regeling, zoals de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet, aanspraak op gemaakt kan worden;

Lid 1, sub g wordt gewijzigd en zal luiden:

  • g.
    indien de cliënt in eigen beheer een oplossing voor de beperkingen heeft gerealiseerd en er geen sprake was van een spoedeisend karakter;

Lid 1, sub h wordt gewijzigd en zal luiden:

  • h.
    voor zover de melding niet tijdig is gedaan en/of voor zover de melding betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt, tenzij het college hiervoor schriftelijk toestemming heeft verleend;

Lid 2 wordt toegevoegd en zal luiden:

  • 2.
    indien in het verleden misbruik of oneigenlijk gebruik van Wmo voorzieningen door de cliënt of met medeweten van de cliënt is geconstateerd.

Het huidige lid 2 en 3 worden doorgenummerd, en worden lid 3 en 4.

Artikel 11. Inhoud besluit

Lid 1, sub i wordt gewijzigd en zal luiden:

i. indien van toepassing: het ondersteuningsplan dat samen met de zorgverlener is opgesteld (in het geval van zorg in natura) of het door de cliënt opgestelde budgetplan (in het geval van een pgb), waarin wordt beschreven hoe de betreffende ondersteuning wordt uitgevoerd.

Artikel 12. Regels voor pgb

Lid 3, sub a t/m c worden gewijzigd, sub d t/m g worden toegevoegd en zal luiden:

  • a.
    de cliënt, dan wel met hulp uit zijn sociaal netwerk of van zijn vertegenwoordiger of budgethouder, is in staat de eigen situatie te overzien, dan wel die van de zorgvrager;
  • b.
    de cliënt heeft een duidelijk beeld van de zorgvraag en is in staat onafhankelijk voor een zorgverlener te kiezen;
  • c.
    de cliënt, dan wel met hulp uit zijn sociaal netwerk of van zijn vertegenwoordiger of budgethouder, is op de hoogte van de rechten en plichten die horen bij het beheer van een pgb, of weet de desbetreffende instanties te vinden, en heeft voldoende juridische kennis over het werk- of opdrachtgeverschap;
  • d.
    de cliënt, dan wel met hulp uit zijn sociaal netwerk of van zijn vertegenwoordiger of budgethouder, heeft inzicht in bestedingen van het pgb en kan verantwoording afleggen aan de pgb verstrekker(gemeente) en is in staat de aan het pgb verbonden taken op een verantwoorde wijze uit te voeren. Deze taken omvatten onder andere het opstellen van een budgetplan en het afsluiten van een zorgovereenkomst;
  • e.
    de cliënt, dan wel met hulp uit zijn sociaal netwerk of van zijn vertegenwoordiger of budgethouder is voldoende vaardig om te communiceren met instanties, kan de inzet van de zorgverleners coördineren en is in staat om als werk- of opdrachtgever de zorgverleners aan te sturen en aan te spreken op hun functioneren.
  • f.
    de cliënt, dan wel met hulp uit zijn sociaal netwerk of van zijn vertegenwoordiger of budgethouder kan beoordelen en beargumenteren of de geleverde zorg passend is, de kwaliteit voldoende is en kan de voortgang van de zorg bewaken;
  • g.
    er is bij de cliënt, dan wel diens vertegenwoordiger, geen sprake van de volgende omstandigheden: aantoonbare schuldenproblematiek, aantoonbare gok- of drugsverslaving, aantoonbare fraude in het verleden, aantoonbaar analfabetisme of onvoldoende taal- of rekenvaardigheid, medisch aantoonbare sterke vergeetachtigheid/ verstandelijke beperking/ psychische stoornis, het leiden van een zwervend bestaan (welke een belemmering oplevert voor het beheer van een pgb), een dusdanige progressieve aandoening (of een kind in de groei) waarbij te verwachten is dat cliënt de met het pgb aan te schaffen hulpmiddel of sportvoorziening niet gedurende de gehele termijn van zeven jaar (vijf jaar in geval van een sportvoorziening) kan gebruiken en de maatwerkvoorziening tussentijds dient te worden vervangen.

Lid 5, sub c1 en c2 worden gewijzigd en zal luiden:

c. begeleiding groep:

  • 1.
    uitgevoerd door een professionele zorgverlener: op basis van de kostprijs die is opgenomen in het door de cliënt aangeleverde budgetplan, rekening houdende met de categorie van de van de begeleiding (licht, midden of zwaar) en of er wel/geen noodzaak is voor vervoer van en naar de dagbestedingslocatie van de professionele zorgverlener, en welke niet hoger is dan het laagste toepasselijke tarief per uur of resultaat dat is overeengekomen met een door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieder voor het leveren van de betreffende maatwerkvoorziening in natura;
  • 2.
    uitgevoerd door een niet-professionele zorgverlener: op basis van de kostprijs die is opgenomen in het door de cliënt aangeleverde budgetplan, rekening houdende met de categorie van de van de begeleiding (licht, midden of zwaar) en of er wel/geen noodzaak is voor vervoer van en naar de dagbestedingslocatie van de niet-professionele zorgverlener, en welke niet hoger is dan het laagste toepasselijke tarief per uur of resultaat dat is overeengekomen met een door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieder voor het leveren van de betreffende maatwerkvoorziening in natura minus het percentage van dit tarief dat betrekking heeft op de kostprijselementen voor bedrijfsvoering zoals benoemd in artikel 18, lid 3, sub b t/m f.

Lid 5, sub e wordt gewijzigd en zal luiden:

  • e.
    ondersteuning bij wonen (beschermd wonen): op basis van de kostprijs die is opgenomen in het door de cliënt aangeleverde budgetplan, rekening houdende met de categorie van de ondersteuning bij wonen (licht, midden of zwaar), de vorm van huisvesting (compleet, zelfstandig), wel/geen groepsbegeleiding, wel/geen noodzaak voor vervoer, en welke niet hoger is dan het laagste toepasselijke tarief per etmaal dat is overeengekomen met een door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieder voor het leveren van de betreffende maatwerkvoorziening in natura;

Lid 5, sub h en i worden gewijzigd en zal luiden:

  • h.
    een vervoersvoorziening in de vorm van (rolstoel)taxivervoer: op basis van het laagste toepasselijke tarief dat is overeengekomen met een door de gemeente gecontracteerde professionele vervoerder voor het leveren van de betreffende maatwerkvoorziening in natura, uitgaande van maximaal 1.500 kilometer per jaar, rekening houdende met of er in combinatie met (rolstoel)taxivervoer gebruik gemaakt wordt van een scootmobiel, handbike (of tracker), driewielfiets of ander verplaatsingsmiddel met een gelijkwaardige actieradius;
  • i.
    een alternatieve vervoersvoorziening: op basis van een tarief van € 0,40 per kilometer, uitgaande van maximaal 1.500 kilometer per jaar, rekening houdende met of er in combinatie met de alternatieve vervoersvoorziening gebruik gemaakt wordt van een scootmobiel, handbike (of tracker), driewielfiets of ander verplaatsingsmiddel met een gelijkwaardige actieradius;

Lid 7, sub b wordt gewijzigd en zal luiden:

  • b.
    deze vertegenwoordiger niet uit het pgb wordt betaald voor zijn werkzaamheden als vertegenwoordiger en/of zorgverlener.

Lid 8, sub d komt te vervallen. Het huidige lid 8, sub e t/m g worden doorgenummerd, en worden lid 8, sub d t/m f.

Artikel 13. Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen (in natura en middels pgb)

Lid 2 wordt gewijzigd en zal luiden:

  • 2.
    In afwijking van het eerste lid van dit artikel is geen eigen bijdrage verschuldigd voor rolstoelvoorzieningen (sportrolstoelen uitgezonderd), pgb (rolstoel)taxivervoer en alternatieve vervoersvoorzieningen.

Lid 7 wordt gewijzigd en zal luiden:

  • 7.
    De eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt kan geïnd worden. De onderhoudsplichtige ouders zijn verschuldigd om de eigen bijdrage te betalen, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gerond verzoek is toegewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

Artikel 14 Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen (in natura en middels pgb)

Lid 3 wordt gewijzigd en zal luiden:

  • 3.
    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een cliëntervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde maatwerkvoorzieningen.

Artikel 19. Voorkoming en bestrijding van ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen (in natura en middels een pgb) en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Wmo

Lid 3, sub d wordt toegevoegd zal luiden:

  • d.
    het college vaststelt dat de cliënt in overtreding is van bepalingen uit de bruikleenovereenkomst en/of er sprake is van misbruik en/of oneigenlijk gebruik;

Het huidige lid 3, sub d t/m f worden doorgenummerd, en worden lid 3, sub e t/m g.

Lid 3, sub f (volgens nieuwe nummering) wordt gewijzigd en zal luiden:

  • f.
    de cliënt langer dan 2 maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de Wlz of de Zvw;

Lid 5 wordt gewijzigd (sub a t/m c blijven ongewijzigd van toepassing) en zal luiden:

  • 5.
    Als het college een beslissing op grond van het derde lid, onder a, b, c of d, heeft ingetrokken en als blijkt dat de cliënt opzettelijk gebruik heeft gemaakt van de ten onrechte ontvangen maatwerkvoorziening, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening:

Artikel 19a. Opschorting betaling uit het pgb

Artikel 19a wordt gewijzigd en zal luiden:

  • 1.
    Het college kan de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een geheel of gedeeltelijke opschorting voor ten hoogste dertien weken van een betaling uit het pgb als:
  • a.
    er ten aanzien van een cliënt een ernstig vermoeden is gerezen van handelen of nalaten als bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, onder a. d. of e. van de wet.
  • b.
    de cliënt langer dan 2 maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet. Het college stelt de pgb-houder hiervan schriftelijk op de hoogte.
  • c.
    de cliënt langer dan 1 maand geen ondersteuning vanuit het pgb ontvangt.

De “Toelichting Verordening maatschappelijke ondersteuning Steenbergen 2018” wordt gewijzigd als volgt:

De algemene toelichting wordt gewijzigd en zal luiden:

Deze verordening geeft uitvoering aan de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: Wmo 2015). Er wordt bekeken wat redelijkerwijs verwacht mag worden van de cliënt en zijn sociaal netwerk, vervolgens zal waar nodig de gemeente in aanvulling hierop hem in staat stellen gebruik te maken van een algemene voorziening of - als dat niet volstaat - een maatwerkvoorziening waarmee een bijdrage wordt geleverd aan zijn mogelijkheden om deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer en zelfstandig te functioneren in de maatschappij.

De Wmo 2015 en deze verordening leggen veel bevoegdheden bij het college. De uitvoering hiervan zal echter in de regel namens het college gedaan worden (in mandaat) door deskundige consulenten, ambtenaren of bijvoorbeeld aanbieders. Waar in deze verordening en in de wet ‘het college’ staat, kan het college deze bevoegdheid namelijk mandateren aan ondergeschikten dan wel niet-ondergeschikten op grond van de algemene regels van de Awb. Op grond van artikel 2.6.3 van de wet kan het college de vaststelling van rechten en plichten van de cliënt echter alleen mandateren aan een aanbieder. Zie voor de definitie van ‘aanbieder’ de toelichting onder artikel 1.1.1 van de wet. Deze beperking geldt alleen voor mandatering aan niet-ondergeschikten. Het college kan de vaststelling van rechten en plichten ook aan ondergeschikten mandateren.

De Wmo 2015 schrijft in artikel 2.1.3, eerste lid, voor dat de gemeente per verordening de regels dient vast te stellen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het verplichte gemeentelijk beleidsplan met betrekking tot maatschappelijke ondersteuning. In de verordening dient overeenkomstig artikel 2.1.3, tweede tot en met vierde lid, artikel 2.1.4, eerste, tweede, vierde en zesde lid, en artikel 2.1.6 van de Wmo 2015 in ieder geval bepaald te worden:

  • -
    op welke wijze en op basis van welke criteria wordt vastgesteld of een cliënt voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang in aanmerking komt;
  • -
    welke eisen worden gesteld aan de kwaliteit van voorzieningen, inclusief eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten;
  • -
    ten aanzien van welke voorzieningen een regeling voor de afhandeling van klachten van cliënten vereist is;
  • -
    ten aanzien van welke voorzieningen een regeling voor medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder die voor de gebruikers van belang zijn vereist is;
  • -
    op welke wijze inwoners, waaronder cliënten of hun vertegenwoordigers, worden betrokken bij uitvoering van de wet, voorstellen voor beleid kunnen doen, gevraagd en ongevraagd advies kunnen uitbrengen over verordeningen en beleidsvoorstellen, worden voorzien van ondersteuning en deel kunnen nemen aan periodiek overleg, en
  • -
    op welke wijze het college zorg draagt voor een jaarlijkse blijk van waardering voor de mantelzorgers van cliënten in de gemeente.

Ook dient de gemeente overeenkomstig de artikelen 2.1.3, derde lid, en 2.6.6, eerste lid, van de Wmo 2015 per verordening regels te stellen:

  • -
    voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een maatwerkvoorziening of een persoonsgebonden budget, en van misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet, en
  • -
    ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van de voorziening, waar het college ten aanzien daarvan de uitvoering van de Wmo 2015 door derden laat verrichten. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de toepasselijke arbeidsvoorwaarden.

Artikel 2.1.3, tweede lid, van de Wmo 2015 biedt verder ruimte om met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wmo 2015 andere regels te stellen. Deze verordening maakt hier gebruik van om een meer compleet beeld te geven van de rechten en plichten van burgers en de gemeente. 

Artikel 1. Begripsbepalingen

Toelichting lid 1, sub a wordt toegevoegd en zal luiden:

  • a.
    Aanbieder: Definitie behoeft geen verdere toelichting.

Toelichting huidige lid 1, sub a t/m c worden doorgenummerd, en worden lid 1, sub b t/m d.

Lid 1, sub e wordt toegevoegd en zal luiden:

  • e.
    Algemene voorziening: Definitie behoeft geen verdere toelichting.

Toelichting huidige lid 1, sub d t/m hh worden doorgenummerd, en worden lid 1, sub f t/m jj.

Artikel 5. Onderzoek: Gesprek

Toelichting lid 1 wordt gewijzigd en zal luiden:

Tijdens het gesprek wordt de ondersteuningsbehoefte in kaart gebracht. Het gesprek wordt uitgevoerd door de adviseur van de gemeente of door een door het college daarvoor aangewezen adviseur van een (medisch) adviesbureau wanneer dit noodzakelijk is in verband met het ontbreken van de noodzakelijke (medische) gegevens. Het gesprek vindt plaats met de cliënt en, indien nodig voor de beoordeling van de mantelzorg, met de mantelzorg(ers). De cliënt en/of de mantelzorger kan zich hierbij laten ondersteunen, hetzij door iemand uit zijn persoonlijke omgeving, hetzij door de bij wet opgelegde kosteloze cliëntondersteuning (zie artikel 3 van de verordening).

Wanneer de ondersteuningsbehoefte van de cliënt is geïnventariseerd, wordt beoordeeld op welke wijze de noodzakelijke ondersteuning gerealiseerd kan worden om het gewenste resultaat te bereiken. Dit kan op verschillende manieren waarbij een maatwerkvoorziening de laatste oplossing is. Er zal allereerst worden bekeken of het inzetten van mantelzorg (hulp uit het sociale netwerk), het ondersteunen van de mantelzorg (bijvoorbeeld verstrekken informatie door derden over ondersteuning van de cliënt door de mantelzorger of het ondersteunen van een mantelzorger door een vrijwilligersorganisatie) en/of het inzetten van algemene voorzieningen (denk aan een boodschappenservice van een supermarkt of een maaltijdendienst) kan voorzien in de behoefte van maatschappelijke ondersteuning. Daarnaast zal worden beoordeeld of met voorliggende voorzieningen of door samen met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en andere partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, kan worden voorzien in de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning.

Indien er sprake is van een maatwerkvoorziening zal de cliënt worden geïnformeerd over de eigen bijdrage die voor een maatwerkvoorziening zal worden opgelegd. Indien van toepassing zal de cliënt gewezen worden op een eventuele bijdrage voor algemene voorzieningen. Door cliënt hierover te informeren, kan de cliënt een weloverwogen keuze maken tussen het zelf aanschaffen/realiseren van de maatwerkvoorziening (mogelijk tegen lagere kosten in verband met het betalen van een eigen bijdrage gedurende gehele looptijd van de maatwerkvoorziening) of het inzetten van een maatwerkvoorziening in het kader van de Wmo.

De cliënt wordt ingelicht over de wijze van verstrekken van de maatwerkvoorziening: In natura of als pgb. Indien de cliënt een pgb wenst, zal op grond van artikel 2.3.6 Wmo worden beoordeeld of de cliënt in aanmerking komt voor een pgb.

Artikel 8. Aanvraag

Toelichting artikel 8 wordt gewijzigd en zal luiden:

Om de afhandeling van en de besluitvorming omtrent een melding regelarm te organiseren, wordt er in principe voor gekozen geen gebruik te maken van een apart, door het college beschikbaar gesteld, aanvraagformulier. Uit het onderzoek en het naar aanleiding van het onderzoek opgestelde verslag, vloeit na ondertekening direct een aanvraag voort waarop een besluit wordt genomen. In het verslag wordt het besluit vermeld, het besluit voldoet aan de in artikel 11 van de verordening gestelde voorwaarden.

Het staat een cliënt of diens gemachtigde of vertegenwoordiger vrij op ieder moment een schriftelijke aanvraag in te dienen. Wanneer een aanvraag wordt ingediend voordat de wettelijke termijn van zes weken voor het onderzoek (artikel 2.3.2, negende lid van de wet) is verlopen en het onderzoek nog niet is afgerond, zal er een afwijzend besluit worden afgegeven. De reden hiervoor is dat het onderzoek nog niet volledig is afgerond en er zodoende onvoldoende gegevens beschikbaar zijn om een weloverwogen besluit op de aanvraag te kunnen nemen.

Hetzelfde geldt wanneer een cliënt rechtstreeks een aanvraag indient waarbij aan de melding en het daaruit voortvloeiende onderzoek voorbij wordt gegaan. Ook dan zal een negatief besluit worden afgegeven aangezien het college geen onderzoek heeft kunnen doen. Uiteraard zal de cliënt in eerste instantie worden gewezen op de werkwijze en zal de cliënt worden verzocht de aanvraag om te zetten in een melding. Mocht de cliënt vasthouden aan het indienen van een aanvraag, dan zal een negatief besluit worden afgegeven op grond van artikel 2.3.2, negende lid, van de wet.

Artikel 10. Afwijzingsgronden

Toelichting lid 1, sub d wordt gewijzigd en zal luiden:

Sub d: Indien er sprake is van een voorziening waar op grond van een andere wettelijke regeling, zoals de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet, aanspraak gemaakt kan worden.

Aangezien er in sommige gevallen sprake is van een voorziening die op basis van andere wettelijke regeling voorliggend is op de Wmo, zal de cliënt naar deze wettelijke regeling worden verwezen. Zo komt iemand die in aanmerking komt voor een Wlz-indicatie niet in aanmerking voor een Wmo-voorziening.

Toelichting lid 1, sub g wordt toegevoegd en zal luiden:

Sub g: indien de cliënt in eigen beheer een oplossing voor de beperkingen heeft gerealiseerd en er geen sprake was van een spoedeisend karakter.

Toelichting huidige lid 1, sub g en h worden doorgenummerd, en worden lid 1, sub h en i.

Toelichting lid 2 wordt toegevoegd en zal luiden:

Indien in het verleden misbruik of oneigenlijk gebruik van Wmo voorzieningen door de cliënt of met medeweten van de cliënt is geconstateerd.

Toelichting huidige lid 2 en 3 worden doorgenummerd, en worden lid 3 en 4.

Artikel 11. Inhoud besluit

De toelichting bij lid 1, sub i wordt gewijzigd en zal luiden:

Sub i: Indien van toepassing: het ondersteuningsplan dat samen met de zorgverlener is opgesteld.

In het besluit tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt het ondersteuningsplan opgenomen waarin conform jurisprudentie gespecificeerd wordt welke activiteiten verricht worden ten einde het resultaat van de ondersteuning te behalen en met welke frequentie deze activiteiten uitgevoerd worden.

Artikel 12. Regels voor pgb

Toelichting lid 5, sub e wordt gewijzigd en zal luiden:

Sub e: ondersteuning bij wonen (beschermd wonen)

Voor beschermd wonen wordt gewerkt met een soort bouwblokken. De vorm van individuele begeleiding (licht, midden of zwaar) wordt gecombineerd met een vorm van huisvesting (compleet, zelfstandig). Bij huisvesting-compleet wordt er een bedrag vergoed voor zowel de huur als dingen zoals het doen van de was, eten en drinken. Bij huisvesting-zelfstandig bekostigt de cliënt de huisvesting helemaal zelf en vindt er geen vergoeding plaats. Naast individuele begeleiding en huisvesting kunnen aanvullend bouwstenen zoals groepsbegeleiding en vervoer van toepassing zijn. Hiervoor worden de tarieven voor professionele groepsbegeleiding gehanteerd.

Toelichting lid 5, sub n wordt gewijzigd en zal luiden:

Sub n: een woonvoorziening in de vorm van verhuishulp

Indien verhuizen de goedkoopst adequate oplossing is, kan er een financiële tegemoetkoming worden geboden voor de verhuiskosten.

Toelichting lid 8, sub d vervalt. Toelichting huidige lid 8, sub e t/m g worden doorgenummerd, en worden lid 8, sub d t/m f.

Artikel 19. Voorkoming en bestrijding van ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen (in natura en middels een pgb) en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Wmo

Algemene toelichting artikel 19 wordt gewijzigd en zal luiden:

Deze bepaling betreft een uitwerking van de vorderingsplicht in artikel 2.1.3, vierde lid, van de wet, waarin is bepaald dat in de verordening in ieder geval regels worden gesteld voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een maatwerkvoorziening, alsmede van misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet.

Toelichting lid 3 wordt gewijzigd en zal luiden:

Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

  • a.
    de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;
  • b.
    de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening is aangewezen;
  • c.
    de cliënt niet (langer) voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening verbonden voorwaarden of de maatwerkvoorziening niet of voor een ander doel gebruikt;
  • d.
    het college vaststelt dat de cliënt in overtreding is van bepalingen uit de bruikleenovereenkomst en/of er sprake is van misbruik en/of oneigenlijk gebruik;
  • e.
    de maatwerkvoorziening niet meer toereikend is te achten;
  • f.
    de cliënt langer dan 2 maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de Wlz of de Zvw;
  • g.
    als het college vaststelt dat de cliënt niet langer zijn/haar hoofdverblijf in de gemeente Steenbergen heeft.

Daarnaast kan de beslissing door het college worden herzien indien niet of niet meer is of wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening of de wet.

Artikel 19a. Opschorting betaling uit het pgb

Toelichting artikel 19a wordt gewijzigd en zal luiden:

Lid 1

Sub a

Op basis van artikel 2.3.10 van de wet kan het college de Sociale Verzekeringsbak verzoeken tot een geheel of gedeeltelijke opschorting van het pgb voor ten hoogste dertien weken.

Sub b

Aangezien er in sommige gevallen sprake is van een voorziening die op basis van andere wettelijke regeling voorliggend is op de Wmo, zal de cliënt naar deze wettelijke regeling worden verwezen. Zo komt iemand die in aanmerking komt voor een Wlz-indicatie niet in aanmerking voor een Wmo-voorziening. Daarnaast zal worden beoordeeld of met voorliggende voorzieningen of door samen met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en andere partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, kan worden voorzien in de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning.

Sub c

De cliënt langer dan 1 maand geen ondersteuning vanuit het pgb ontvangt.

Dit wijzigingsbesluit treedt op 5 maart 2021 in werking.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering d.d. 4 maart 2021
Steenbergen, 4 maart 2021,
De raad voornoemd,
De plaatsvervangende griffier, de voorzitter ,
R.A.J. Defilet, MA R.P. van den Belt, MBA