Officiele publicatie
Verordening reclamebelasting gemeente Steenbergen 2019
De raad van de gemeente Steenbergen;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 2 oktober 2018;
gelet op:
artikel 147 van de Gemeentewet
artikel 227 van de Gemeentewet;
besluit vast te stellen de volgende verordening:
Verordening op de heffing en invordering van reclamebelasting 2019.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
a. reclameobject: een openbare aankondiging in letters, symbolen, logo’s of kleuren of een combinatie daarvan of een reclamevoorwerp, zichtbaar vanaf de openbare weg;
b. voorziening: specifiek hulpmiddel bestemd voor het aanbrengen van één of meer (al dan niet wisselende) openbare aankondigingen;
c. bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij directe of indirecte steun vindt in of op de grond;
d. vestiging: een gebouw of een deel daarvan, dat door één organisatie of bedrijf wordt gebruikt;
e. tussenpersoon: een natuurlijk persoon of rechtspersoon die zijn bedrijf maakt van het verlenen van bemiddeling bij het tot stand brengen en sluiten van overeenkomsten in opdracht en op naam van personen tot wie hij niet in vaste dienst staat;
f. exploitant: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die zijn bedrijf maakt van het ten behoeve van derden tegen vergoeding aanbrengen van reclameobjecten op door hem daartoe beschikbaar gestelde oppervlakten;
g. jaar of maand: een kalenderjaar of – maand of een gedeelte van een van de kalenderperioden.
Artikel 2 Gebiedomschrijving
De verordening reclamebelasting 2019 is van toepassing in het centrum van Steenbergen. Het aangewezen gebied is vermeld op de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende kaart (bijlage 1).
Artikel 3 Belastbaar feit
Onder de naam ‘reclamebelasting’ wordt binnen het gebied als bedoeld in artikel 2, een belasting geheven ter zake van reclameobjecten die zichtbaar zijn vanaf de openbare weg.
Artikel 4 Belastingplicht
1.De reclamebelasting wordt geheven van degene die het reclameobject heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie het reclameobject is aangebracht.
2.in afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt de reclamebelasting ter zake van reclameobjecten, die met vermelding van de naam van een tussenpersoon zijn aangebracht in verband met de huur of verkoop van roerende of onroerende zaken, geheven van die tussenpersoon;
3.In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt de reclamebelasting ter zake van reclameobjecten die door tussenkomst van een exploitant zijn aangebracht, geheven van de exploitant.
Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief
1.De reclamebelasting wordt geheven naar een vast bedrag voor één of meer reclameobjecten die worden aangetroffen per vestiging, met inachtneming van het overigens in deze Verordening bepaalde.
2.Het tarief bedraagt per vestiging per jaar € 541,00.
3.Reclameobjecten behoren in elk geval tot één bouwwerk, indien zij daarmee fysiek zijn verbonden of daarmee tezamen worden gebruikt.
Artikel 6 Belastingtijdvak
Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 7 Ontstaan van belastingschuld en heffing naar gelang van tijd
1.De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of zo later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
2.Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.
3.Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelte van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar na het einde van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven
4.Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige verhuist en binnen het in artikel 2 aangewezen gebied een andere vestiging in gebruik neemt.
Artikel 8 Wijze van heffing
1.De reclamebelasting wordt geheven bij wege van aanslag.
2.Belastingaanslagen van minder dan € 5,00 worden niet opgelegd. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één belastingaanslag.
Artikel 9 Vrijstellingen
De reclamebelasting wordt niet geheven ter zake van reclameobjecten:
a.die korter dan 13 weken aanwezig zijn, tenzij deze zijn geplaatst in een voorziening waarin, waaraan of waarop wisselende reclameobjecten worden geplaatst, die individueel korter dan 13 weken aanwezig zijn, maar waarbij de verschillende reclameobjecten gezamenlijk 13 weken of meer aanwezig zijn;
b.die als algemene bewegwijzering waarmee een algemeen belang wordt gediend kunnen worden aangemerkt;
c.die door de gemeente of in opdracht van de gemeente zijn geplaatst of aangebracht, indien en voor zover het reclameobject geschiedt ter uitvoering van de publieke taak;
d.die door (semi) overheden of cultureel-maatschappelijke instellingen zijn aangebracht en die uitsluitend een cultureel, maatschappelijk, charitatief of ideëel belang dienen;
e.die zijn aangebracht op PostNL geplaatste brievenbussen;
f.aangebracht door of namens winkeliersverenigingen of wijkorganen, waarbij het reclameobject uitsluitend bestaat uit een afbeelding met naam van de winkeliersvereniging of het wijkorgaan;
g.die uitsluitend een landen-, provincie-, gemeente- of streekvlag inhouden;
h.voorzien van opschriften aangebracht op bouwterreinen, voor zover deze opschriften rechtstreeks betrekking hebben op de op dat terrein in uitvoering zijnde bouwwerkzaamheden;
i.die zijn aangebracht op scholen, ziekenhuizen, verpleeg- en verzorgingshuizen, kerken en moskeeën en die betrekking hebben op de functie van het gebouw;
j.die zijn bestemd voor de verkoop of verhuur van onroerende zaken, indien deze aanwezig zijn in de onmiddellijke nabijheid van de te verkopen zaak;
k.waarvan de (gezamenlijke) oppervlakte per vestiging minder dan 0,1 m² (vierkante meter) bedraagt.
l.die zijn aangebracht aan de voor- of zijkant van een museum dan wel een soortgelijk gebouw waar kunst tentoongesteld wordt, voor zover het reclame betreft voor het bewaren en tentoonstellen van waardevolle dingen.
Artikel 10 Betalingstermijn
1.In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de volgende termijn zes maanden later.
2.In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen een maand later.
3.De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de, in de voorgaande leden. gestelde termijnen.
Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de doorbelasting van kosten, de heffing en invordering van de reclamebelasting.
Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel
1.De Verordening reclamebelasting 2018 van 21 december 2017 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
2.Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.
3.De datum van heffing is 1 januari 2019.
4.Deze verordening kan worden aangehaald als `Verordening Reclamebelasting 2019’.