gemeente Steenbergen | Verordening rioolheffing Steenbergen 2020

Officiele publicatie

Verordening rioolheffing Steenbergen 2020

De raad van de gemeente Steenbergen;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 24 september 2019;

gelet op:

artikel 147 van de Gemeentewet

artikel 228a van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing Steenbergen 2020.

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.
    gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;
  • b.
    perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;
  • c.
    water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater, grondwater of oppervlaktewater.

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam van rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • 1.
    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en
  • 2.
    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

1.

De belasting wordt geheven van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.

2.

Met betrekking tot de belasting wordt:

  • a.
    gebruik van een perceel door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruik door het door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen lid van dat huishouden;
  • b.
    gebruik door degene aan wie een deel van een perceel in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven;
  • c.
    het ter beschikking stellen van een perceel voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die dat perceel ter beschikking heeft gesteld.

Artikel 4 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar een vast bedrag per perceel.

Artikel 6 Belastingtarief

De belasting bedraagt per perceel € 159,00.

Artikel 7 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 9 Ontstaan van belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

1.

De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of zo later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

2.

Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.

3.

Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelte van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar na het einde van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.

4.

Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.

Artikel 10 Betalingstermijnen

1.

In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de volgende termijn zes maanden later.

2.

In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

3.

De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11 Overgangsrecht en inwerkingtreding

1.

De ‘Verordening rioolheffing 2019’ van 8 november 2018 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

2.

Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

3.

De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening rioolheffing Steenbergen 2020’.

Steenbergen, 7 november 2019
De raad voornoemd,
de griffier de voorzitter
drs. E.P.M. van der Meer R.P. van den Belt, MBA