Officiele publicatie
Wijzigingsbesluit Verordening maatschappelijke ondersteuning Steenbergen 2018”.
De raad van de gemeente Steenbergen;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouder van 12 maart 2019 met kenmerk BD1900141;
gelet op: artikel 2.1.3, artikel 2.1.4 lid 1, lid 2, lid 3, artikel 2.1.5 lid 1, artikel 2.3.6 lid 4 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en artikel 3.8 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.
Besluit:
Vast te stellen de volgende wijzigingen op de “Verordening maatschappelijke ondersteuning Steenbergen 2018”.
ARTIKEL I
Artikel 1
De “Verordening maatschappelijke ondersteuning Steenbergen 2018” wordt gewijzigd als volgt:
Lid 1, sub e wordt toegevoegd en komt te luiden:
Cliënt: persoon die gebruik maakt van een algemene voorziening of aan wie een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget is verstrekt of door of namens wie een melding is gedaan als bedoeld in artikel 2.
Lid 1, sub q wordt toegevoegd en komt te luiden:
Mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang en jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep.
Artikel 12
De “Verordening maatschappelijke ondersteuning Steenbergen 2018” wordt gewijzigd als volgt:
Lid 5, sub e t/m n worden gewijzigd en komen te luiden:
Sub e
ondersteuning bij wonen (beschermd wonen): op basis van de kostprijs die is opgenomen in het door de cliënt aangeleverde budgetplan, rekening houdende met de categorie van de ondersteuning bij wonen (licht, midden of zwaar), de vorm van huisvesting (compleet, huur, zelfstandig), wel/geen groepsbegeleiding, wel/geen noodzaak voor vervoer, en welke niet hoger is dan het laagste toepasselijke tarief per uur of resultaat dat is overeengekomen met een door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieder voor het leveren van de betreffende maatwerkvoorziening in natura;
Sub f
een rolstoelvoorziening: op basis van de kostprijs die is opgenomen in het door de cliënt aangeleverde budgetplan (voorzien van ten minste 1 offerte), rekening houdende met een reële termijn voor de technische afschrijving en de kosten voor individuele aanpassingen van de voorziening, en welke niet hoger is dan de kostprijs van de voorziening die de cliënt zou hebben ontvangen als de betreffende voorziening in natura zou zijn verstrekt;
Sub g
een sportvoorziening: op basis van de kostprijs die is opgenomen in het door de cliënt aangeleverde budgetplan (voorzien van ten minste 1 offerte), rekening houdende met een reële termijn voor de technische afschrijving en de kosten voor individuele aanpassingen van de sportvoorziening, en welke niet hoger is dan de kostprijs van de betreffende sportvoorziening die de cliënt zou hebben ontvangen als deze in natura zou zijn verstrekt;
Sub h
een vervoersvoorziening in de vorm van (rolstoel)taxivervoer: op basis van het laagste toepasselijke tarief dat is overeengekomen met een door de gemeente gecontracteerde professionele vervoerder voor het leveren van de betreffende maatwerkvoorziening in natura, uitgaande van maximaal 750-1500 kilometer per jaar, rekening houdende met of er in combinatie met (rolstoel)taxivervoer gebruik gemaakt wordt van een scootmobiel, handbike (of tracker), driewielfiets of ander verplaatsingsmiddel met een gelijkwaardige actieradius;
Sub i
een alternatieve vervoersvoorziening: op basis van een tarief van € 0,40 per kilometer, uitgaande van maximaal 750-1500 kilometer per jaar, rekening houdende met of er in combinatie met de alternatieve vervoersvoorziening gebruik gemaakt wordt van een scootmobiel, handbike (of tracker), driewielfiets of ander verplaatsingsmiddel met een gelijkwaardige actieradius;
Sub j
een vervoersvoorziening in de vorm van een autoaanpassing: op basis van de kostprijs voor de noodzakelijke aanpassingen die is opgenomen in het door de cliënt aangeleverde budgetplan (voorzien van ten minste 2 offertes);
Sub k
een woonvoorziening in de vorm van aard- en nagelvaste voorziening: op basis van de kostprijs die is opgenomen in het door de cliënt aangeleverde budgetplan (voorzien van ten minste 3 offertes), rekening houdende met de keuze van de cliënt om het plaatsen van de betreffende maatwerkvoorziening al dan niet te laten geschieden door een erkende leverancier;
Sub l
een woonvoorziening in de vorm van een los hulpmiddel: op basis van de kostprijs die is opgenomen in het door de cliënt aangeleverde budgetplan (voorzien van ten minste 1 offerte), rekening houdende met een reële termijn voor de technische afschrijving en de kosten voor individuele aanpassingen van de voorziening, en welke niet hoger is dan de kostprijs van de voorziening die de cliënt zou hebben ontvangen als de betreffende voorziening in natura zou zijn verstrekt;
Sub m
een woonvoorziening in de vorm van het bezoekbaar maken van een woning: op basis van de kostprijs voor de noodzakelijke aanpassingen in het door de cliënt aangeleverde budgetplan (voorzien van ten minste 2 offertes), gelimiteerd tot het bezoekbaar maken van de woonkamer en het toilet van één bepaalde woning welke behoort tot ouder/verzorger of partner van de cliënt;
Sub n
een woonvoorziening in de vorm van verhuishulp: op basis van de kostprijs voor de noodzakelijke hulp die is opgenomen in het door de cliënt aangeleverde budgetplan (voorzien van ten minste 1 offerte), en rekening houdende met de keuze van de cliënt om al dan niet gebruik te maken van een erkende verhuizer.
Lid 8, sub d wordt toegevoegd en komt te luiden:
een niet-professionele zorgverlener dient te beschikken over een verklaring omtrent gedrag zoals bedoeld in artikel 3.5 Wmo 2015 en zal deze desgevraagd aan de Gemeente overleggen;
Artikel 13
De “Verordening maatschappelijke ondersteuning Steenbergen 2018” wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 13 wordt gewijzigd en komt te luiden:
1. Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening in natura dan wel een maatwerkvoorziening middels pgb, zolang de cliënt van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt, en afhankelijk van het inkomen en vermogen van de cliënt en zijn echtgenoot.
2. In afwijking van het eerste lid van dit artikel is geen eigen bijdrage verschuldigd voor rolstoelvoorzieningen, (rolstoel)taxivervoer en alternatieve vervoersvoorzieningen.
3. De bijdrage, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, dan wel het totaal van de bijdragen, is gelijk aan de kostprijs van de maatwerkvoorziening(en), tot aan ten hoogste € 17,50 per bijdrageperiode voor de cliënt of de gehuwde cliënten tezamen, tenzij overeenkomstig artikel 2.1.4, derde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, of hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 geen of een lagere bijdrage is verschuldigd.
4. De kostprijs van:
a. een maatwerkvoorziening welke wordt verstrekt in natura: wordt bepaald door een aanbesteding, na consultatie in de markt of na overleg met de leverancier of aanbieder;
b. een maatwerkvoorziening welke wordt verstrekt middels een pgb: is gelijk aan de hoogte van het pgb.
5. In de gevallen, bedoeld in artikel 2.1.4., zevende lid, van de Wet, worden de eigen bijdragen voor een maatwerkvoorziening welke wordt verstrekt in natura of middels een pgb door het CAK vastgesteld en geïnd.
6. De eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gerond verzoek is toegewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.
ARTIKEL II
Artikel 1
De “Toelichting Verordening maatschappelijke ondersteuning Steenbergen 2018” wordt gewijzigd als volgt:
Lid 1, sub e wordt toegevoegd en komt te luiden:
Cliënt: Definitie behoeft geen verdere toelichting.
Lid 1, sub q wordt toegevoegd en komt te luiden:
Mantelzorg: Zie toelichting in de wet.
ARTIKEL 12
De “Toelichting Verordening maatschappelijke ondersteuning Steenbergen 2018” wordt gewijzigd als volgt:
Lid 5, sub e t/m n worden gewijzigd en komen te luiden:
Sub e: ondersteuning bij wonen (beschermd wonen)
Voor beschermd wonen wordt gewerkt met een soort bouwblokken. De vorm van individuele begeleiding (licht, midden of zwaar) wordt gecombineerd met een vorm van huisvesting (compleet, huur, zelfstandig). Bij huisvesting-compleet wordt er een bedrag vergoed voor zowel de huur als dingen zoals het doen van de was, eten en drinken. Bij huisvesting-huur wordt de huur door de cliënt zelf bekostigd en wordt enkel het bedrag voor de was, eten, drinken et cetera vergoed. Bij huisvesting-zelfstandig bekostigt de cliënt de huisvesting helemaal zelf en vindt er geen vergoeding plaats. Naast individuele begeleiding en huisvesting kunnen aanvullend bouwstenen zoals groepsbegeleiding en vervoer van toepassing zijn. Hiervoor worden de tarieven voor professionele groepsbegeleiding gehanteerd.
Sub f: een rolstoelvoorziening
Om de hoogte van een pgb vast te kunnen stellen, dient er in het budgetplan ten minste 1 offerte opgenomen te worden, welke moet voldoen aan het door het college opgestelde programma van eisen. Het college vergelijkt deze offerte met de offerte van een rolstoelvoorziening dat de cliënt zou hebben ontvangen indien de rolstoelvoorziening in natura zou zijn verstrekt. De goedkoopste offerte komt in aanmerking komt voor vergoeding.
Onder reële termijn van afschrijving wordt een periode van zeven jaar verstaan. Indien een hulpmiddel na een periode van zeven jaar nog niet technisch is afgeschreven wordt geen nieuw pgb verstrekt ten behoeve van de aanschaf van een nieuwe rolstoelvoorziening. Als reparatie en/of aanpassing van het hulpmiddel noodzakelijk en/of voldoende is om het de rolstoelvoorziening geschikt te houden/ maken voor een cliënt, verstrekt het college slechts die kosten die noodzakelijk zijn om de rolstoelvoorziening geschikt te houden/ maken.
Het college kan de offerte en/of factuur laten beoordelen door een ter zake doende deskundige.
Sub g: een sportvoorziening
Om de hoogte van een pgb vast te kunnen stellen, dient er in het budgetplan ten minste 1 offerte opgenomen te worden. welke dienen te voldoen aan het door het college opgestelde programma van eisen. Het college vergelijkt deze offerte met de offerte van de sportvoorziening die de cliënt zou hebben ontvangen indien de sportvoorziening in natura zou zijn verstrekt. De goedkoopste offerte komt in aanmerking voor vergoeding.
Onder reële termijn wordt een periode van vijf jaar verstaan. Indien een sportvoorziening na een periode van vijf jaar nog niet technisch is afgeschreven wordt geen nieuw pgb verstrekt ten behoeve van de aanschaf van een nieuwe sportvoorziening. Als reparatie en/of aanpassing van de sportvoorziening noodzakelijk en/of voldoende is om de sportvoorziening geschikt te houden/ maken voor een cliënt, verstrekt het college slechts die kosten die noodzakelijk zijn om de sportvoorziening geschikt te houden/ maken.
Het college kan de offerte en/of factuur laten beoordelen door een ter zake doende deskundige.
Sub h: een vervoersvoorziening in de vorm van (rolstoel)taxivervoer
Voor het vaststellen van de hoogte van het pgb wordt uitgegaan van het tarief dat de gemeente kwijt zou zijn aan (rolstoel)vervoer middels de deeltaxi (op basis van gegevens van de RWB).
Sub i: een alternatieve vervoersvoorziening
Voor het vaststellen van het pgb wordt uitgegaan van een kilometervergoeding van 0,40 cent, welke is gebaseerd op onderzoek van het NIBUD naar de gemiddelde kosten van autogebruik.
Sub j: een vervoersvoorziening in de vorm van een autoaanpassing
Om de hoogte van een pgb vast te kunnen stellen, dienen er in het budgetplan ten minste 2 offertes opgenomen te worden, welke moeten voldoen aan het door het college opgestelde programma van eisen. De goedkoopste offerte komt in aanmerking komt voor vergoeding.
Het college kan de offerte en/of factuur laten beoordelen door een ter zake doende deskundige.
Sub k: een woonvoorziening in de vorm van aard- en nagelvaste voorziening
Om de hoogte van een pgb vast te kunnen stellen, dienen er in het budgetplan ten minste 3 offertes opgenomen te worden, welke moeten voldoen aan het door het college opgestelde programma van eisen. De goedkoopste offerte komt in aanmerking komt voor vergoeding.
Het college kan de offerte en/of factuur laten beoordelen door een ter zake doende deskundige.
Sub l: een woonvoorziening in de vorm van een los hulpmiddel
Om de hoogte van een pgb vast te kunnen stellen, dienen er in het budgetplan ten minste 1 offerte opgenomen te worden, welke moet voldoen aan het door het college opgestelde programma van eisen. Het college vergelijkt deze offerte met de offerte van de woonvoorziening die de cliënt zou hebben ontvangen indien de woonvoorziening in natura zou zijn verstrekt. De goedkoopste offerte komt in aanmerking komt voor vergoeding.
Het college kan de offerte en/of factuur laten beoordelen door een ter zake doende deskundige.
Sub m: een woonvoorziening in de vorm van het bezoekvaar maken van een woning
De hoogte van het pgb is gelimiteerd tot het bezoekbaar maken van die ruimtes die noodzakelijk zijn om te kunnen bezoeken.
Sub n: behoeft geen verdere toelichting.
Lid 8, sub d wordt toegevoegd en komt te luiden:
Verklaring omtrent gedrag
Net als een professionele zorgverlener dient een niet-professionele zorgverlener over een verklaring omtrent gedrag te beschikken.
Artikel 13
De “ Toelichting Verordening maatschappelijke ondersteuning Steenbergen 2018” wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 13 wordt gewijzigd en komt te luiden:
Artikel 2.1.4, lid 1, van de wet biedt de mogelijkheid om de cliënt een bijdrage in de kosten te laten betalen voor het gebruik van een maatwerkvoorziening en een algemene voorziening, niet zijnde cliëntondersteuning.
Lid 1
Met dit artikel stelt de raad vast om van de mogelijkheid gebruik te maken de cliënt een eigen bijdrage in de kosten te laten betalen voor het gebruik van een maatwerkvoorziening, zoals opgedragen in artikel 2.1.4, lid 1 en artikel 2.1.5, lid 1, van de wet.
Lid 2
Omdat cliënten voor de maatwerkvoorzieningen (rolstoel)taxi en alternatieve vervoersvoorziening zelf al bijdragen in de kosten van het vervoer, wordt er geen eigen bijdrage opgelegd.
Lid 3
De bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen is gelimiteerd tot een bedrag gelijk aan de kostprijs van de voorziening, tot aan ten hoogste € 17,50 per bijdrageperiode voor de cliënt of de gehuwde cliënten tezamen, tenzij er geen of een lagere bijdrage is verschuldigd (artikel 2.1.4, derde lid, eerste zin, van de wet).
Lid 4
Sub a:
De kostprijs van een maatwerkvoorziening wordt bepaald door een aanbesteding of na overleg met aan aanbieder of leverancier. Dit is de kostprijs op basis waarvan het CAK de eigen bijdrage berekent.
Sub b:
De kostprijs van het persoonsgebonden budget op basis waarvan het CAK de eigen bijdrage berekent is gelijk aan de hoogte van het verstrekte pgb.
Lid 5
Gemeenten stellen de kostprijs van een maatwerkvoorziening vast op basis waarvan de eigen bijdrage wordt berekend. Het CAK berekent de eigen bijdrage, stelt deze vast en int de eigen bijdrage.
De maximale eigen bijdrage met betrekking tot zowel in natura als pgb (uitgezonderd beschermd wonen) wordt per periode van vier weken vastgesteld aan de hand van artikel 3.8 t/m 3.10 van de AMvB en geheven gedurende de gehele looptijd van de indicatie.
Lid 6
Artikel 2.1.5, lid 1, van de wet bepaalt dat indien er een maatwerkvoorziening ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt wordt verstrekt er een bijdrage in de kosten gevraagd kan worden aan de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is afgewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.
ARTIKEL III
Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2019.